CBN-advies 153/2 - Loonmatiging (bezoldigingen van bestuurders)
Artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 voert een loonmatiging in voor de bezoldigingen van bestuurders. Deze loonmatiging houdt in dat de bezoldigingen van bestuurders in 1994, 1995 en 1996 niet hoger mogen zijn dan deze toegekend in 1993. Is de bezoldiging toch hoger dan moet de onderneming een "Provisie"1 aanleggen door de inhouding van deze verhoging. Kan de onderneming op 31 december 1997 niet aantonen dat deze "Provisie" volledig werd aangewend voor bepaalde investeringen, dan moet het geprovisioneerde bedrag worden doorgestort aan het Participatiefonds.
De Commissie werd om advies gevraagd over de boekhoudkundige verwerking van deze "provisie".
Houdt men rekening met de bestedingsmogelijkheden van de gevormde "provisie" zoals bepaald in artikel 13 van voornoemd besluit, dan is de waarschijnlijkheid zeer groot dat van deze mogelijkheden gebruik wordt gemaakt, meestal zelfs reeds in het jaar waarin de inhouding op de bezoldiging gebeurt. De kans van een storting aan het Participatiefonds mag dan ook zeer gering worden geacht. Om deze reden meent de Commissie dat de "ingehouden" bezoldigingen niet als een schuld kunnen worden geboekt.
Ook al kan er getwijfeld worden of er sprake kan zijn van een voorziening in boekhoudrechtelijke zin, toch achtte de Commissie dat, rekening houdend met de aan de ondernemingen opgelegde verplichting een "provisie" aan te leggen, de ondernemingen de mogelijkheid moeten hebben om deze toestand boekhoudkundig uit te drukken en dat, met toepassing van artikel 8 van het jaarrekeningenbesluit, de vorming van een voorziening daartoe de meest aangewezen weg is. Dit artikel bepaalt immers dat actief-of passiefbestanddelen of kosten en opbrengsten die tot meer dan één rubriek van de balans of resultatenrekening kunnen behoren, worden ingeschreven onder de post die ten aanzien van het getrouwe beeld het meest is aangewezen.
Hoewel er meerdere alternatieven zijn om deze voorziening te vormen, is de Commissie van oordeel dat volgende boekingswijze de voorkeur geniet.
De onderneming boekt de aan de vennoten toegekende bezoldigingen na inhouding van de provisie als loonkost.
Het ingehouden bedrag van de verhoging dient tot vorming van een voorziening die hetzij teruggenomen wordt wanneer het risico waarvoor zij werd gevormd niet meer bestaat omdat voldaan werd aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 13 van het besluit van 24 december 1993 d.i. een aanwending voor bepaalde investeringen, hetzij besteed wordt wanneer het risico waarvoor zij werd gevormd zich voordoet, in casu het niet voldoen aan de toepassingsvoorwaarden van genoemd artikel 13, wat leidt tot een storting aan het Participatiefonds.
De boekingen verlopen dan als volgt : 2 ,3
-bij het toekennen van de bezoldigingen :
6200 | Bestuurders of zaakvoerders | 108.500 | |||
aan | 455 | Bezoldigingen | 108.500 |
6370 | Toevoeging aan voorzieningen | 1.500 | |||
aan | 163 | Voorzieningen voor overige risico's en kosten | 1.500 |
-bij investering of storting aan het Participatiefonds :
163 | Voorzieningen voor overige risico's en kosten | 1.500 | |||
aan | 6371 | Terugneming besteding van voorzieningen voor andere risico's | 1.500 |
- 1Het woord "Provisie" wordt hier overgenomen, omdat het in het K.B. van 24 december 1993 gebruikt wordt.
- 2Bij veronderstelling werden in 1993, 100.000 BEF bezoldigingen toegekend en in 1994, 110.000 BEF.
- 3De in te houden "provisie" wordt beperkt tot 1,5 % van de uitgekeerde bezoldigingen (artikel 9 van het K. B. van 24 december 1994).