CBN advies 137/5 - Vorderingen (en schulden) waarvan de rente uitsluitend bestaat uit het verschil tussen de nominale waarde (of terugbetalingsprijs) en de uitgifteprijs

Artikel 27bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 bepaalt dat bij de boeking van een vordering in de balans voor haar nominale waarde in voorkomend geval in de overlopende rekeningen van het passief worden geboekt en pro rata temporis in resultaat worden genomen : 

  1. de rente die op basis van de overeenkomst tussen partijen in de nominale waarde van de vordering is begrepen; 
  2. het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de nominale waarde van de vordering. 

§ 3 van ditzelfde artikel stelt dat vastrentende effecten in de balans worden opgenomen voor hun aanschaffingswaarde. 

§ 4 tenslotte verklaart hogervermelde littera a) op overeenkomstige wijze van toepassing op de schulden. 

De vraag werd gesteld in hoeverre deze bepalingen van toepassing zijn op "zero-bonds", dit zijn obligaties waarvan de emissievoorwaarden niet voorzien in een periodieke toekenning van een vaste opbrengst en die worden uitgegeven tegen een prijs die beduidend lager is dan de nominale waarde (of terugbetalingsprijs); dit verschil vormt alzo de enige vergoeding van het ontleende kapitaal. 

Naar het oordeel van de Commissie van de §§ 1, 2 en 4 van artikel 27bis, zoals hogervermeld, toepasselijk op zero-bonds. 

Hieruit volgt dat zij, zowel in hoofde van de ontlener als van de schuldeiser, in de balans worden opgenomen tegen hun nominale waarde (of voor hun terugbetalingsprijs zo deze verschillend is) en dat het verschil tussen deze waarde en de uitgifteprijs (of de aanschaffingswaarde in geval van latere verwerving) aanvankelijk in de overlopende rekeningen moeten worden geboekt en nadien pro rata temporis in resultaat moeten worden genomen. 

Het is de emittent bijgevolg niet toegelaten tot aan de vervaldag slechts het effectief ontvangen bedrag, overeenstemmend met de uitgifteprijs, op het passief van de balans te boeken. Dergelijke balans zou door onderwaardering van het passief een grove onregelmatigheid vertonen. 

De schuldeiser van zijn kant mag niet, zonder daarbij een inbreuk te plegen op het principe van het getrouwe beeld van het vermogen en het resultaat evenals van de getrouwheid van de inventaris, de obligatie tot aan de vervaldag tegen haar aanschaffingswaarde blijven boeken. Het verschil tussen de terugbetalingsprijs en de uitgifteprijs (of de aanschaffingswaarde) vertegenwoordigt in zijn hoofde - zoals in de gemeenschappelijke bedoeling der partijen - een rente en geen meerwaarde. 

Artikel 27bis, § 3 is niet van toepassing op "zero-bonds". Volgens het Verslag van de Koning dat het koninklijk besluit van 12 september 1983 voorafgaat, beoogt deze bepaling - op het ogenblik dat het besluit de regel van de opneming van de vorderingen tegen hun nominale waarde vooropstelt -, met betrekking tot de vastrentende effecten het traditionele principe van de inschrijving tegen de aanschaffingswaarde te behouden. 

Met andere woorden, de bedoeling van deze tekst is, voor de handels- en industriële ondernemingen, (ter onderscheiding van de ondernemingen van de financiële sector; cf. meer bepaald de mogelijkheid toegestaan door artikel 31, § 2 van het koninklijk besluit van 12 november 1979 met betrekking tot de jaarrekening van de verzekeringsondernemingen), de traditionele regel behouden waarbij de interest tegen nominale rente en niet tegen het actuarieel rendement in resultaat wordt genomen. 

Het pro rata temporis in resultaat nemen van de gelopen interest door de debiteur zowel als door de schuldeiser, geschiedt overeenkomstig de methode van de samengestelde interest, zoals deze voortvloeit uit het verschil tussen de terugbetalingsprijs en, naar gelang van het geval, de uitgifteprijs, de inschrijvingsprijs of de aanschaffingsprijs.