COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN
CBN-advies 2022/12 – Boekhoudkundige verwerking van splitsingen van vennootschappen
Advies van 20 april 20221 (bijgewerkt op 13 maart 2024)
- Inleiding
- Algemene beginselen
- Boekhoudkundige verwerking in hoofde van de deelnemende vennootschappen
- Boekhoudkundige verwerking in hoofde van vennootschappen die aandeelhouder zijn
-
Voorbeelden
- Herwaarderingsmeerwaarden
- Gespreid te belasten meerwaarden of kapitaalsubsidies
- Aanwezigheid van gespreid te belasten meerwaarden alsook van een andere soort vrijgestelde reserves
- Liquidatiereserves
- Eén van de verkrijgende vennootschappen is aandeelhouder van de gesplitste vennootschap
- Vereiste van behoud van een minimumkapitaal
Inleiding
Naar aanleiding van de invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna: WVV) wenst de Commissie voor boekhoudkundige normen haar adviezen inzake splitsingen bij te werken om zo rekening te houden met, enerzijds, de schrapping van het kapitaalbegrip bij de coöperatieve en besloten vennootschappen en, anderzijds, de invoering van een regeling voor splitsingen van verenigingen en stichtingen gebaseerd op de regeling die van toepassing is op splitsingen van vennootschappen.
Het toepassingsgebied van onderhavig advies is beperkt tot splitsingen van vennootschappen met rechtspersoonlijkheid onderworpen aan het Belgisch recht die belastingneutraal werden uitgevoerd. Om de duidelijkheid te bewaren, zal de nieuwe regelgeving die toepasbaar is op splitsingen van verenigingen en stichtingen in een afzonderlijk advies worden behandeld. Hetzelfde geldt voor partiële en grensoverschrijdende splitsingen, alsook voor verrichtingen uitgevoerd door een vennootschap met een boekhoudkundig negatief nettoactief.2
Onderhavig advies brengt allereerst de definitie en de eigenschappen van splitsingen in herinnering, alsook de algemene beginselen die van toepassing zijn op de boekhoudkundige verwerking van splitsingen. Vervolgens zal de Commissie deze principes via verschillende voorbeelden toelichten.
Onderhavig advies vervangt CBN-advies 2009/8 – De boekhoudkundige verwerking van splitsingen.
Algemene beginselen
Definitie
In vennootschapsrechtelijk opzicht wordt een splitsing gedefinieerd als de rechtshandeling waarbij het gehele vermogen van een vennootschap (hierna: de gesplitste / te splitsen vennootschap), zowel de rechten als de verplichtingen, als gevolg van haar ontbinding zonder vereffening, op verscheidene vennootschappen (hierna: de verkrijgende vennootschappen) overgaat tegen uitreiking aan de aandeelhouders of vennoten van de ontbonden vennootschap, van aandelen van de verkrijgende vennootschappen, eventueel met een opleg in geld.
De splitsing kan plaatsvinden ten behoeve van bestaande of nog op te richten vennootschappen. Bij bestaande vennootschappen wordt de splitsing beschouwd als een splitsing door overneming.3 Bij nog op te richten vennootschappen betreft het een splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen.4 Wanneer de verkrijgende vennootschappen, enerzijds, één of meerdere bestaande vennootschappen en, anderzijds, één of meerdere nog op te richten vennootschappen omvatten, wordt de splitsing beschouwd als een gemengde splitsing.5
De verkrijgende vennootschappen worden geacht de rechtspersoonlijkheid van de gesplitste vennootschap verder te zetten.
Wanneer één van de verkrijgende vennootschappen een kapitaalhoudende vennootschap is, mag het bedrag van de eventuele opleg in geld niet meer bedragen dan één tiende van de nominale waarde of, bij gebrek hieraan, van de fractiewaarde van de toegekende aandelen6 . De Memorie van toelichting van de wet tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen wijst er op dat de fractiewaarde van elk aandeel van een vennootschap bekomen wordt door het kapitaal van de vennootschap te delen door het aantal bestaande aandelen7 . Bij verwijzing naar de definitie van de rubriek ‘Kapitaal’ zoals bepaald in artikel 3:89, § 2, I, 1° van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna: KB WVV), stemt de teller van de breuk overeen met “het bedrag van het kapitaal, bestaande uit het deel van het kapitaal dat werd gevormd door (a) de inbreng vanwege de aandeelhouders in het kapitaal; (b) in voorkomend geval de omzetting van uitgiftepremies; en (c) in voorkomend geval de omzetting van geboekte herwaarderingsmeerwaarden of van reserves; indien niet terugbetaald of verminderd via een kapitaalvermindering”.
Voorbeeld
Vennootschap A is een NV met een eigen vermogen dat als volgt wordt samengesteld:
70 = inbreng van aandeelhouders
10 = in kapitaal opgenomen herwaarderingsmeerwaarden
20 = in kapitaal opgenomen reserves
Overeenkomstig artikel 3:89, § 2, I, 1° KB WVV bedraagt het kapitaal van A aldus 100. Indien het kapitaal wordt vertegenwoordigd door 100 aandelen, bedraagt de fractiewaarde 100/100 = 1 per aandeel.
In de veronderstelling dat één van de verkrijgende vennootschappen een vennootschap zonder kapitaal is, wordt het begrip ‘fractiewaarde’ conform artikelen 12:4, tweede lid en 12:5, tweede lid WVV gelijkgesteld met:
[...] de inbrengwaarde, zoals die blijkt uit de jaarrekening, van alle door de vennoten of aandeelhouders toegezegde inbrengen in geld of in natura, met uitzondering van de inbrengen in nijverheid, in voorkomend geval verhoogd met de reserves die op grond van een statutaire bepaling slechts aan de vennoten of aandeelhouders kunnen worden uitgekeerd mits een statutenwijziging, dit alles gedeeld door het aantal aandelen.
De teller van de breuk ter berekening van de fractiewaarde wordt aldus samengesteld uit de volgende elementen:
- de inbrengwaarde, zoals deze blijkt uit de jaarrekening, van alle inbrengen in geld en in natura van de vennoten of aandeelhouders, met uitzondering van de inbrengen in nijverheid;
Net zoals voor de berekening van de fractiewaarde van elk aandeel bij een kapitaalhoudende vennootschap, worden de inbrengen (ongeacht of deze werden volgestort) in rekening genomen. Het is dus noodzakelijk om het bedrag in rekening te nemen van code 10/11 van de jaarrekening m.b.t. het beschikbare en onbeschikbare gedeelte van de inbreng.
- de reserves die op grond van een statutaire bepaling slechts kunnen worden uitgekeerd mits een statutenwijziging;
Het betreft hier de statutair onbeschikbare reserves zoals bedoeld door code 1311 van de jaarrekening.
In de voorbereidende werken bij de wet tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen werd het volgende opgenomen: “deze toevoeging gebeurt met het oog op de mogelijkheid, in een vennootschap met kapitaal, om het kapitaal te verhogen door incorporatie van reserves. Deze verrichting kan niet zonder meer worden doorgetrokken naar de kapitaalloze vennootschap omdat de wet aan het eigen vermogen niet langer structurele 'onbeschikbaarheidsvereisten' oplegt (behalve, in de BV, voor eigen aandelen in portefeuille en in geval van financiële steunverlening). Als kapitaalloze vennootschappen er evenwel vrijwillig voor opteren om een deel van hun eigen vermogen bovenop de oorspronkelijke inbrengwaarde statutair onbeschikbaar te maken, is er geen reden om dit gedeelte, dat overeenstemt met een incorporatie van reserves, geen deel te laten uitmaken van de fractiewaarde.8
De uitsluiting van de moeilijk te waarderen inbreng in nijverheid uit de breuk, vloeit voort uit de keuze van de wetgever om doorheen het gehele wetsontwerp aan de inbreng in nijverheid geen eigenvermogenswaarde toe te kennen9 .
Deze berekeningsmethode heeft tot doel de gelijkwaardigheid met het begrip ‘fractiewaarde’ te verzekeren.10
Voorbeeld
Vennootschap B is een BV met een eigen vermogen dat als volgt wordt samengesteld:
40 = inbrengen door aandeelhouders in geld
10 = inbrengen in natura
20 = inbrengen in nijverheid
20 = reserves die, op grond van een statutaire bepaling, slechts aan de vennoten of aandeelhouders kunnen worden uitgekeerd mits een statutenwijziging
Het aantal aandelen van de BV bedraagt 100.
Vermits de inbreng in nijverheid niet in aanmerking wordt genomen, bedraagt het equivalent van de fractiewaarde (40 + 10 + 20) / 100 = 0,7 per aandeel.
Aangezien deze definitie van Inbreng enkel betrekking heeft op BV’s en CV’s, en niet op de CommV en de VOF, is de Commissie van oordeel dat het voor de gevallen waarin één van de verkrijgende vennootschappen de rechtsvorm aanneemt van een CommV of VOF, aangewezen is om de samenstellende delen van Inbreng zoals vermeld in artikel 3:89, § 2, I, 3° KB WVV, te nemen als basis voor de berekening. Met ‘samenstellende delen’ wordt conform het geciteerd artikel het volgende bedoeld: “het vennootschapsvermogen dat bestaat uit het bedongen bedrag van de in de vennootschap ingebrachte of nog in te brengen waarden, in voorkomend geval zoals statutair vastgelegd”.
De verdeling van de actief- en passiefbestanddelen, alsook van de rechten van aandeelhouders van de overgenomen vennootschap in de verkrijgende vennootschappen wordt vrij vastgelegd in het splitsingsvoorstel11 . Het is dus niet noodzakelijk dat de overgedragen elementen een bedrijfstak vormen zoals bepaald in artikel 12:11 WVV. De verdeling van de rechten van de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap moet bovendien niet noodzakelijk gebeuren in verhouding met de rechten die zij hadden in het kapitaal van deze vennootschap, of, indien het een kapitaalloze vennootschap betreft, met hun aandeel in het eigen vermogen12 .
Boekhoudkundige verwerking in hoofde van de deelnemende vennootschappen
Boekhoudkundig continuïteitsbeginsel
Zoals voorzien in het KB WVV wordt de boekhoudkundige verwerking van splitsingen door overneming, splitsingen door oprichting van nieuwe vennootschappen of gemengde splitsingen afgestemd op de boekhoudkundige verwerking van fusies door overneming of fusies door oprichting van nieuwe vennootschappen13 . Wanneer de splitsing voldoet aan de definities gegeven in artikelen 12:4 (splitsing door overneming), 12:5 (splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen) en 12:6 (gemengde splitsing) WVV, moet zij verplicht worden geboekt volgens het boekhoudkundig continuïteitsbeginsel. Dit betekent dat alle actief- en passiefbestanddelen en rechten en verplichtingen die door de gesplitste vennootschap aan de verkrijgende vennootschappen van de splitsing worden overgedragen, inclusief het overgedragen deel van het eigen vermogen van de gesplitste vennootschap, in de boekhouding van de verkrijgende vennootschap moeten worden geboekt tegen de waarde waartegen zij op de datum dat de splitsing boekhoudkundig van kracht werd, waren opgenomen in de jaarrekening van de gesplitste vennootschap.
Bij de overdracht van de balansposten van de gesplitste vennootschap aan de verkrijgende vennootschappen, moet er evenwel nagegaan worden of de verkrijgende vennootschappen al dan niet over een kapitaal beschikken.
Indien een kapitaalhoudende of kapitaalloze vennootschap gesplitst wordt ten behoeve van één of meerdere bestaande vennootschappen van dezelfde soort, worden de verschillende posten van het eigen vermogen (kapitaal/inbreng, herwaarderingsmeerwaarden, reserves, overgedragen resultaat en kapitaalsubsidies) bij elkaar opgeteld en ondergebracht bij dezelfde balansposten van de verkrijgende vennootschap(pen).
Bij de splitsing van een kapitaalhoudende vennootschap ten behoeve van één of meerdere bestaande kapitaalloze vennootschappen worden het kapitaal en de wettelijke reserve van de eerste vennootschap omgezet in beschikbare of onbeschikbare inbreng14 conform de beslissing die de algemene vergadering die tot de splitsing beslist, neemt, terwijl de rubrieken die volgen gewoon worden opgeteld.15
Wanneer een bestaande kapitaalhoudende vennootschap daarentegen een deel van het vermogen van een kapitaalloze vennootschap overneemt, wordt de inbreng van deze kapitaalloze vennootschap niet noodzakelijk omgezet in kapitaal. De inbreng kan eveneens worden opgenomen op de balans onder de rubriek Andere bij de inbreng buiten kapitaal. In de splitsingsakte moet er dus worden voorzien naar welke balanspost de inbreng van de overgenomen vennootschap moet worden overgedragen.
Het boekhoudkundig continuïteitsbeginsel houdt een aantal uitzonderingen in. Deze uitzonderingen hebben betrekking op volgende situaties: de nominale waarde van de aandelen of de fractiewaarde per aandeel van één van de verkrijgende vennootschappen wordt behouden, de gesplitste vennootschap houdt eigen aandelen aan, een opleg in geld wordt betaald bovenop de aandelenruil en één van de verkrijgende vennootschappen houdt aandelen aan van de gesplitste vennootschap16 .
Behoudens in het laatste voorbeeld (infra, randnummers 57 e.v.), kan er dus gesteld worden dat de splitsing die werd voltrokken in boekhoudkundige continuïteit geen boekhoudkundig resultaat oplevert17 . Alhoewel dergelijke operaties gemeenrechtelijk een realisatie inhouden, wordt dat boekhoudkundig niet doorgetrokken.
Rekening houdend met het gegeven dat de universele overdracht van het vermogen bij een splitsing uitgevoerd wordt ten behoeve van meerdere vennootschappen, is het boekhoudkundig continuïteitsbeginsel in hoofde van de verkrijgende vennootschappen enkel van toepassing op de overgedragen activa en passiva, rechten en verplichtingen alsook op het overgedragen deel van het eigen vermogen van de gesplitste vennootschap.18
Verdeling van het eigen vermogen
Hoewel de wet bepaalt dat het bestuursorgaan van de bij de splitsing betrokken vennootschappen vrij mag beslissen over de verdeling van de activa en passiva aan de verkrijgende vennootschappen, geeft deze wet geen verdeelsleutel waarmee de verhouding kan worden bepaald van elk eigenvermogensbestanddeel dat aan de verkrijgende vennootschappen werd toegekend. Enkel de totale waarde van het eigen vermogen dat aan elk van de verkrijgende vennootschappen werd overgedragen, kan worden vastgesteld: deze waarde is, over het algemeen, gelijk aan het verschil tussen de activa en passiva dat aan elk van de verkrijgende vennootschappen werd overgedragen. Er kan hooguit worden gesteld dat de som van de boekwaarde van de eigenvermogensbestanddelen die aan elk van de verkrijgende vennootschappen werden overgedragen, gelijk is aan het totale eigen vermogen van de gesplitste vennootschap.
Het fiscaal recht verduidelijkt echter dat in geval van splitsingen die belastingneutraal zijn uitgevoerd, de overdracht van het fiscaal gestort kapitaal, de belaste reserves en de vrijgestelde reserves van de gesplitste vennootschap aan de verkrijgende vennootschappen pro rata de fiscale nettowaarden van de in de verkrijgende vennootschappen gedane inbreng wordt voltrokken19 ,20 .
Sedert de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 7 november 201121 , bepalen de bijzondere regels betreffende bestanddelen verworven in het kader van een fusie, splitsing of hiermee gelijkgestelde verrichting dat “bij de opname van het eigen vermogen van de overgenomen, gesplitste of overdragende vennootschap [...] in de boekhouding van de overnemende of verkrijgende vennootschap [...], [...] rekening gehouden [wordt] met de fiscale samenstelling en kwalificatie van de bestanddelen van dit eigen vermogen ten name van de overnemende of verkrijgende vennootschap [...]”22 .
Bijgevolg dient de overdracht van het boekhoudkundig eigen vermogen (waaronder het kapitaal/inbreng, beschikbare reserves, onbeschikbare reserves, belastingvrije reserves) te worden afgestemd op de overdracht van het fiscaal eigen vermogen (fiscaal gestort kapitaal, belaste reserves, vrijgestelde reserves).23 De Commissie brengt evenwel in herinnering dat deze verschillende bestanddelen van het eigen vermogen niet noodzakelijk overeenstemmen.
Bijgevolg kan het boekhoudkundig kapitaal of de inbreng overeenkomstig de hierboven de gegeven definities gedeeltelijk samengesteld worden door incorporatie van (beschikbare, onbeschikbare of belastingvrije) reserves die niet beschouwd kunnen worden als fiscaal kapitaal. Bij verwijzing naar de in artikel 184 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92) opgenomen definitie, stemt het (fiscaal) gestort kapitaal immers overeen met het kapitaal voor zover dat gevormd wordt door de werkelijk gestorte inbrengen in geld of in natura, andere dan inbrengen in nijverheid, en in zoverre er geen terugbetaling of vermindering heeft plaatsgevonden. De andere dan de uitgekeerde en vrijgestelde winst die in het kapitaal wordt opgenomen, wordt dus niet beschouwd als fiscaal kapitaal. De uitgiftepremies worden hier mee gelijkgesteld op voorwaarde dat zij worden opgenomen en behouden op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het eigen vermogen op het passief van de balans24 .
Evenzo bestaan niet alle belaste reserves noodzakelijkerwijs vanuit boekhoudkundig oogpunt. Hetzelfde geldt voor de onzichtbare reserves die voortvloeien uit een onderwaardering van het actief of een overwaardering van het passief25 .
Omgekeerd worden bepaalde belastingvrije reserves niet in aanmerking genomen bij de berekening van de fiscale nettowaarde van een bestanddeel.
Wat betreft vrijgestelde reserves onderscheidt de commentaar op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna: Com.IB 92), enerzijds, de vrijgestelde uitgedrukte meerwaarden die niet in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de fiscale nettowaarde van de aan elk van de verkrijgende vennootschappen gedane inbreng (nr.211/55, a) Com.IB 92) en, anderzijds, de vrijgestelde reserves die wel in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de fiscale nettowaarde van de aan elk van de verkrijgende vennootschappen gedane inbreng (nr.211/55, b) Com.IB 92).
De hierboven vermelde meerwaarden (nr. 211/55, a) Com.IB 92) die niet in aanmerking worden genomen, omvatten:
- de andere vrijgestelde niet verwezenlijkte meerwaarden dan de meerwaarden uit herschatting als bedoeld in art. 511, § 2, WIB 92 (m.a.w. de vrijgestelde herwaarderingsmeerwaarden als bedoeld in art. 44, § 1, 1°, WIB 92, de meerwaarden als bedoeld in art. 45, WIB 92 op omgeruilde aandelen bij verrichtingen van fusie of splitsing door derden-vennootschappen waarvan de gesplitste vennootschap aandeelhouder (of vennoot) was, de uitgedrukte niet verwezenlijkte meerwaarden opgenomen in het kapitaal / in de inbreng van de gesplitste vennootschap n.a.v. een vanaf 01.01.1990 bij haar gedane belastingvrije inbreng van een tak van werkzaamheid of van de algemeenheid van goederen (zie 184/10, e.v.), de - inz. n.a.v. vóór 01.10.1993 uitgevoerde belastingneutrale fusies en splitsingen waarbij de thans gesplitste vennootschap was betrokken - vastgestelde inbrengmeerwaarden);
- de inbrengmeerwaarden voorheen verwezenlijkt door de gesplitste vennootschap ingevolge de door haar gedane belastingvrije inbreng van takken van werkzaamheid of van de algemeenheid van goederen als bedoeld in art. 46, § 1, eerste lid, 2°, WIB 92.
Deze meerwaarden moeten worden toegewezen aan de verkrijgende vennootschap waarbij de bestanddelen werden ingebracht waarop die meerwaarden betrekking hebben.
De hierboven vermelde vrijgestelde reserves (nr. 211/55, b) Com.IB 92) die wel in aanmerking moeten worden genomen, omvatten:
- enerzijds de vrijgestelde gespreid te belasten meerwaarden als bedoeld in art. 47, WIB 92 en de vrijgestelde kapitaalsubsidies als bedoeld in art. 362, WIB 92;
- anderzijds de verwezenlijkte meerwaarden (andere dan de gespreid te belasten meerwaarden en dan de inbrengmeerwaarden als bedoeld in art. 46, § 1, eerste lid, 2°, WIB 92) , de meerwaarden uit herschatting als bedoeld in art. 511, § 2, WIB 92, de afschrijvingen boven de aanschaffings- of beleggingswaarde, de investeringsreserve, de voorziening voor sociaal passief.
Deze meerwaarden en reserves moeten in beginsel worden verdeeld in verhouding tot de fiscale nettowaarde van de aan elk van de verkrijgende vennootschappen gedane inbreng.
Nr. 211/56 Com.IB 92 bepaalt evenwel dat het vrijgesteld gedeelte van de gespreid te belasten meerwaarden bij voorrang kan worden toegewezen aan de verkrijgende vennootschap die de herbelegde activa ‘erft’ of indien de wederbelegging nog niet heeft plaatsgevonden en één van de verkrijgende vennootschappen ook werd aangeduid om de herbelegging op zich te nemen voor deze laatste vennootschap. In dit geval bepaalt de Com.IB 92 dat slechts het resterend deel van de vrijgestelde reserves als bedoeld in nr. 211/55, b) Com.IB 92 in een verhouding wordt verdeeld derwijze dat het totaal van die vrijgestelde reserves bij elke verkrijgende vennootschap in verhouding tot de fiscale nettowaarden aan elk van die vennootschappen is toegewezen. In voorkomend geval moet het bedrag van de "bij voorrang toegewezen" gespreid te belasten meerwaarden evenwel worden beperkt tot het bedrag dat wordt bekomen door de verhouding waarvan hierboven sprake toe te passen op het totaal van die vrijgestelde reserves.
Indien de ‘toewijzing bij voorrang’ beperkt wordt tot de totale verhouding van de vrijgestelde reserves in de overgedragen fiscale nettowaarde, kan zij slechts plaatsvinden wanneer er andere vrijgestelde reserves zijn waarvan de overdracht moet plaatsvinden in verhouding tot de fiscale nettowaarde van de ingebrachte bestanddelen.
Dit heeft als gevolg dat de proportionele overdracht slechts in de volgende gevallen zal worden toegepast:
- er is slechts één categorie van de vrijgestelde reserves, of
- de herbelegging vindt niet plaats en geen van de verkrijgende vennootschappen werd aangeduid om dit op zich te nemen.
Dezelfde principes gelden mutatis mutandis voor het vrijgesteld gedeelte van de kapitaalsubsidies, dat bij voorrang wordt toegewezen aan de verkrijgende vennootschap waarin de gesubsidieerde activa worden ingebracht26 .
De Commissie merkt overigens op dat het beginsel van “toewijzing bij voorrang” enkel betrekking heeft op de verdeling van de vrijgestelde reserves zoals bepaald in artikel 47 WIB 92 en op de kapitaalsubsidies. Het zou niet toegestaan mogen zijn de liquidatiereserve, die een belaste reserve uitmaakt, te verdelen in functie van de anciënniteit en/of in functie van de liquiditeit van de verkrijgende vennootschappen. In een antwoord op een parlementaire vraag verklaarde de minister van Financiën in deze zin dat:
[...] de bepalingen in verband met de liquidatiereserve [geen afbreuk] doen […] aan de toepassing van de huidige wettelijke en administratieve bepalingen die betrekking hebben op de verdeling van de belaste reserves in het kader van een belastingvrije of partiële splitsing. Dat houdt in principe in dat de liquidatiereserve van de gesplitste vennootschap moet worden verdeeld overeenkomstig de fiscale nettowaarde van de bestanddelen die door de overnemende of verkrijgende vennootschappen worden overgenomen of verkregen.27
Op basis van wat voorafgaat en teneinde de overdracht van het boekhoudkundig eigen vermogen af te stemmen op de overdracht van het fiscaal eigen vermogen, zou de toewijzing van het eigen vermogen aan de verkrijgende vennootschappen van de splitsing als volgt moeten worden voltrokken:
- het kapitaal of de inbreng van de gesplitste vennootschap, met uitzondering van de hierin opgenomen reserves, wordt overgedragen aan de verkrijgende vennootschappen in dezelfde verhouding als het fiscaal gestort kapitaal;
- wanneer de beschikbare reserves van de gesplitste vennootschap overeenstemmen met de belaste reserves, worden de beschikbare reserves overgedragen aan de verkrijgende vennootschappen in dezelfde verhouding als de belaste reserves;
- de belastingvrije reserves worden bij voorrang overgedragen aan de verkrijgende vennootschap waaraan de aan de belastingvrije reserves verbonden activa werden toegekend, met dien verstande dat het toegekende bedrag niet groter mag zijn dan het verkregen bedrag door de verhouding tussen het ingebracht fiscaal nettoactief en het totale fiscaal nettoactief toe te passen op het totaal van die belastingvrije reserves;
- de belastingvrije reserves die niet aan een actief zijn verbonden maar onderworpen zijn aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde en die op een afzonderlijke passiefrekening worden aangehouden in hoofde van de verkrijgende vennootschap, die geacht wordt deze reserves te hebben verworven krachtens artikel 213 WIB 92, worden overgedragen pro rata de fiscale nettowaarde van de aan de verkrijgende vennootschappen overgedragen inbreng.
De Commissie roept de ondernemingen op om deze verdelingsregels in de mate van het mogelijke na te leven. In een bepaald aantal gevallen, onder meer wegens het vereiste minimumkapitaal dat altijd geldt voor naamloze vennootschappen, zal dit evenwel niet altijd mogelijk zijn (infra, voorbeeld 6).
Verbreking van onderlinge verhoudingen tussen deelnemende vennootschappen
De bestaande onderlinge verhoudingen tussen de gesplitste en de verkrijgende vennootschappen (schulden en vorderingen, kosten en opbrengsten, rechten en verplichtingen) doven vanzelf uit door vermenging.
Zekerheden
Er wordt in herinnering gebracht dat uiterlijk binnen twee maanden na publicatie in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van de akten houdende vaststelling van de splitsing, niettegenstaande enige andersluidende bepaling, een zekerheid kan worden geëist door de schuldeisers van de vennootschap die deelneemt aan de splitsing waarvan de vordering:
- vaststaand is vóór die bekendmaking maar nog niet opeisbaar is; of
- het voorwerp uitmaakt van een rechtsvordering die in rechte of via arbitrage is ingesteld vóór de akte houdende vaststelling van de splitsing28 .
De verkrijgende vennootschap waaraan deze verbintenis is toebedeeld, en, in voorkomend geval, de ontbonden vennootschap, kunnen deze rechtsvordering elk afweren door de schuldvordering te voldoen tegen haar waarde, na aftrek van het disconto29 .
Indien geen overeenstemming wordt bereikt of indien de schuldeiser geen voldoening heeft gekregen, legt de meest gerede partij het geschil voor aan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank van de zetel van de schuldplichtige vennootschap, zitting houdend in kort geding30 .
Onverminderd de rechten in de zaak zelf, bepaalt de voorzitter de zekerheid die de vennootschap moet stellen en de termijn waarbinnen zulks moet gebeuren, tenzij hij beslist dat geen zekerheid moet worden gesteld gelet op de waarborgen en voorrechten waarover de schuldeiser beschikt of op de solvabiliteit van de verkrijgende vennootschap31 .
Indien de zekerheid niet binnen de bepaalde termijn is gesteld, wordt de schuldvordering onverwijld opeisbaar, en zijn, bij splitsing, de verkrijgende vennootschappen hoofdelijk gehouden tot nakoming van deze verbintenis32 .
De verkrijgende vennootschappen van de splitsing zullen eveneens hoofdelijk aansprakelijk zijn voor volgende schulden:
- zekere en opeisbare schulden die bestaan op de dag dat de akten houdende vaststelling van het besluit tot deelneming aan de splitsing in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt en die overgaan op een andere vennootschap die door de splitsing tot stand is gekomen;
- de schulden waarvoor de schuldeiser een vordering in rechte of via arbitrage heeft ingesteld vóór de akte houdende vaststelling van de splitsing.
Voornoemde aansprakelijkheid is beperkt tot het nettoactief dat aan ieder van die vennootschappen wordt toegekend33 .
In de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen dient rekening te worden gehouden met de gevolgen van de eventuele toekenning van een zekerheid bedoeld in randnummer 25 van onderhavig advies en met de hoofdelijke aansprakelijkheid in de gevallen zoals bepaald in randnummers 25 in fine en 26 van onderhavig advies34 . Wat betreft de schulden waarvoor de verkrijgende vennootschappen hoofdelijk aansprakelijk zijn, acht de Commissie het van belang dat er tussen de betrokken partijen voldoende informatie wordt uitgewisseld opdat zij zouden kunnen bepalen welke schulden waarvoor deze hoofdelijke aansprakelijkheid geldt nog openstaan bij de andere verkrijgende vennootschap(pen) en op grond daarvan welke waarborgen nog effectief zijn. Deze aanpak zou het voor hen mogelijk maken de nodige conclusies te trekken op boekhoudkundig vlak.
Wijziging van de waarderingsregels
De Commissie is van oordeel dat de splitsing mogelijks kan leiden tot belangrijke veranderingen in de activiteiten van de vennootschap, in de structuur van haar vermogen of in de economische dan wel technologische omstandigheden in de zin van artikel 3:8 KB WVV. De waarderingsregels die voorheen door de deelnemende vennootschappen werden gevolgd en die naar aanleiding van de splitsing ervoor zorgen dat er niet meer wordt voldaan aan de vereiste van het getrouwe beeld, moeten worden gewijzigd overeenkomstig voormeld artikel.
Boekhoudkundige verwerking in hoofde van vennootschappen die aandeelhouder zijn
De aandelen in de gesplitste vennootschap gehouden door vennootschappen die aandeelhouder zijn, worden omgeruild tegen aandelen in de verkrijgende vennootschappen in verhouding met de deelneming die de aandelen vertegenwoordigen in de gesplitste vennootschap, tenzij er op basis van de artikelen 12:67, § 6 of 12:83, § 6 WVV tot een disproportionele aandelenruil wordt beslist.35
In hoofde van de vennootschap die aandeelhouder is, wordt deze aandelenruil geboekt met toepassing van het boekhoudkundig continuïteitsbeginsel vastgelegd in artikel 3:19, § 1 tweede lid KB WVV. De totale boekwaarde van de deelneming die werd verworven in de verkrijgende vennootschappen, zal gelijk zijn aan de waarde waartegen de aandelen van de gesplitste vennootschap werden ingeschreven in de rekeningen van de aandeelhouder op de datum waarop de splitsing boekhoudkundig van kracht wordt.
Vóór de inwerkingtreding van het KB WVV bevatte het boekhoudrecht geen verduidelijkingen over hoe de boekwaarde van deze deelneming over de verschillende verkregen deelnemingen in de verkrijgende vennootschappen moest worden uitgesplitst. Voortaan moet de verdeling van de boekwaarde van de deelnemingen of aandelen in de gesplitste vennootschap over de verschillende verkregen deelnemingen of aandelen in de verkrijgende vennootschappen plaatsvinden pro rata de werkelijke waarde van het overgedragen vermogen36 . Deze oplossing, die eveneens aansluit bij de oplossing opgenomen in het fiscaal recht37 , sluit aan bij de positie die de Commissie voorheen innam in CBN-advies 2009/8 – De boekhoudkundige verwerking van splitsingen38 .
Voorbeelden
In onderstaande voorbeelden wordt er, tenzij anders bepaald, vanuit gegaan dat:
- de bedragen worden uitgedrukt in duizend euro;
- de aandeelhouders van de te splitsen vennootschap niet worden vergoed middels een opleg in geld;
- de verrichtingen belastingneutraal worden uitgevoerd;
- het kapitaal of de inbreng integraal is samengesteld uit fiscaal gestort kapitaal;
- de beschikbare reserves overeenstemmen met de belaste reserves;
- de aandelen die worden gehouden in de gesplitste vennootschap, geruild worden tegen aandelen van de verkrijgende vennootschappen in verhouding met de deelneming die de aandelen vertegenwoordigen in de gesplitste vennootschap (zie voorbeeld 2 (titel B) en 5 (titel E)).
Herwaarderingsmeerwaarden
Voorbeeld 1 – Herwaarderingsmeerwaarden
Vennootschap A wordt gesplitst in twee op te richten vennootschappen B en C.
Nadat activum 1 volledig was afgeschreven, werd het voor een bedrag gelijk aan 1.000 geherwaardeerd.
A | |||
---|---|---|---|
Activum 1 | 1.000 | Inbreng / Kapitaal | 3.000 |
Andere activa | 14.000 | Herwaarderingsmeerwaarde | 1.000 |
Beschikbare reserves | 7.000 | ||
Schulden | 4.000 | ||
15.000 | 15.000 |
Vennootschap B verkrijgt 5.500 activa (exclusief activum 1) en 1.500 schulden; vennootschap C verkrijgt activum 1, 8.500 andere activa en 2.500 schulden.
Op basis van bovenstaande gegevens, en de samenstelling van de eigen vermogens van B en C buiten beschouwing latend, zien de vermogens van deze vennootschappen er na de splitsing als volgt uit:
B | |||
---|---|---|---|
Activa | 5.500 | Eigen vermogen | 4.000 |
Schulden | 1.500 | ||
5.500 | 5.500 |
C | |||
---|---|---|---|
Activum 1 | 1.000 | Eigen vermogen | 7.000 |
Andere activa | 8.500 | Schulden | 2.500 |
9.500 | 9.500 |
Om de bestanddelen van het eigen vermogen vast te stellen, wordt er rekening gehouden met de toewijzing van het fiscaal eigen vermogen van A aan de verkrijgende vennootschappen B en C.
De fiscale nettowaarde van A bedraagt 10.000 waarvan 4.000 wordt overgedragen aan B en 6.000 aan C (het vrijgesteld gedeelte van de herwaarderingsmeerwaarde – in casu 1.000 – heeft een fiscale waarde gelijk aan nul). Het fiscaal gestort kapitaal van A (3.000) en de belaste reserves (7.000) worden in diezelfde verhouding (40/60) aan B en C overgedragen, en de herwaarderingsmeerwaarde wordt volledig aan C toegewezen.
De fiscale eigen vermogens van B en C zijn dus als volgt samengesteld:
B | C | |
Fiscaal gestort kapitaal | 1.200 | 1.800 |
Belaste reserves | 2.800 | 4.200 |
4.000 | 6.000 | |
Herwaarderingsmeerwaarde | 0 | 1.000 |
4.000 | 7.000 |
Het boekhoudkundig eigen vermogen van B (4.000) en C (7.000) kan dus zo worden “opgevuld” opdat er een volledige overeenstemming is met de samenstelling van het fiscaal eigen vermogen.
Na afloop van de splitsing zullen de vermogens van B en C er als volgt uitzien:
B | |||
---|---|---|---|
Activa | 5.500 | Inbreng / Kapitaal | 1.200 |
Beschikbare reserves | 2.800 | ||
Schulden | 1.500 | ||
5.500 | 5.500 |
C | |||
---|---|---|---|
Activum 1 | 1.000 | Inbreng / Kapitaal | 1.800 |
Andere activa | 8.500 | Herwaarderingsmeerwaarde | 1.000 |
Beschikbare reserves | 4.200 | ||
Schulden | 2.500 | ||
9.500 | 9.500 |
Gespreid te belasten meerwaarden of kapitaalsubsidies
Voorbeeld 2 – Aanwezigheid van gespreid te belasten meerwaarden39
Vennootschap A wordt gesplitst in twee op te richten vennootschappen B en C.
Nadat een actiefbestanddeel volledig was afgeschreven, werd het verkocht voor 2.000. A besloot de meerwaarde gespreid te laten belasten en heeft de verkoopprijs wederbelegd in activum 1. Daar het tarief van de vennootschapsbelasting 25 % bedraagt, wordt er een bedrag van 500 geboekt onder de rubriek Uitgestelde belastingen. De belastingvrije reserves van A zijn uitsluitend samengesteld uit het gedeelte van de meerwaarde dat overblijft na boeking van de uitgestelde belastingen en bedragen 1.500.
A | |||
---|---|---|---|
Activa | 12.000 | Inbreng / Kapitaal | 3.000 |
Activum 1 | 2.000 | Belastingvrije reserves | 1.500 |
Beschikbare reserves | 5.000 | ||
Uitgestelde belastingen | 500 | ||
Schulden | 4.000 | ||
14.000 | 14.000 |
Vennootschap B verkrijgt 5.500 activa (exclusief activum 1) en 1.500 schulden; vennootschap C verkrijgt activum 1, 6.500 andere activa en 2.500 schulden.
De werkelijke waarde van A op het ogenblik van de splitsing bedraagt 20.000 en de werkelijke waarde van het aan B, respectievelijk C overgedragen nettoactief bedraagt 9.000, respectievelijk 11.000.
Op basis van bovenstaande gegevens, en de samenstelling van de eigen vermogens van B en C buiten beschouwing latend, zien de vermogens van deze vennootschappen er na de splitsing als volgt uit:
B | |||
---|---|---|---|
Activa | 5.500 | Eigen vermogen | 4.000 |
Schulden | 1.500 | ||
5.500 | 5.500 |
C | |||
---|---|---|---|
Activum 1 | 2.000 | Eigen vermogen |
5.500 |
Andere activa | 6.500 | Uitgestelde belastingen | 500 |
Schulden | 2.500 | ||
8.500 | 8.500 |
Om de bestanddelen van het eigen vermogen vast te stellen, wordt er rekening gehouden met de toewijzing van het fiscaal eigen vermogen van A aan de verkrijgende vennootschappen B en C.
De fiscale nettowaarde van A bedraagt 10.000 waarvan 4.000 aan B wordt overgedragen en 6.000 aan C. Bijgevolg worden het fiscaal gestort kapitaal van A (3.000) en de belaste reserves (5.000) in dezelfde verhouding aan B en C overgedragen (40/60).
Aangezien er geen andere vrijgestelde reserves bestaan dan de gespreid te belasten meerwaarden, worden deze reserves naar verhouding verdeeld onder de verkrijgende vennootschappen40 . De fiscale eigen vermogens van B en C zijn dus als volgt samengesteld:
B | C | |
Fiscaal gestort kapitaal | 1.200 | 1.800 |
Vrijgestelde reserves | 800 | 1.200 |
Belaste reserves | 2.000 | 3.000 |
4.000 | 6.000 |
Het boekhoudkundig eigen vermogen van B kan dus zo worden ‘aangevuld’ zodat er volledige overeenstemming is met de samenstelling van het fiscaal eigen vermogen.
Bij C moet het bedrag van 500 zoals opgenomen onder de post “uitgestelde belastingen” worden afgetrokken van de belastingvrije reserves41 ; het overige gedeelte van het aan C toegewezen fiscaal eigen vermogen, zijnde 5.500 (6.000 - 500) kan dan volledig in het boekhoudkundig eigen vermogen van C worden opgenomen.42 ,43
Na de splitsing zullen B en C er als volgt uitzien:
B | |||
---|---|---|---|
Activa | 5.500 | Inbreng / Kapitaal | 1.200 |
Belastingvrije reserves | 800 | ||
Beschikbare reserves | 2.000 | ||
Schulden | 1.500 | ||
5.500 | 5.500 |
C | |||
---|---|---|---|
Activa | 6.500 | Inbreng / Kapitaal | 1.800 |
Activum 1 | 2.000 | Belastingvrije reserves | 700 |
Beschikbare reserves | 3.000 | ||
Uitgestelde belastingen | 500 | ||
Schulden | 2.500 | ||
8.500 | 8.500 |
Gevolgen van deze splitsing voor de aandeelhouders van vennootschap A
Vennootschap D bezit 80 % van de aandelen van vennootschap A. Deze aandelen werden verkregen voor een bedrag van 7.500.
De boekwaarde van de deelneming in A (7.500) moet worden opgedeeld in verhouding tot de werkelijke waarde van de aan B en C toebedeelde vermogens.
De boekwaarde van de deelneming in A die overeenstemt met het aan B overgedragen vermogen bedraagt 3.375 (7.500 x 9.000/20.000) en de boekwaarde van de deelneming in A die overeenstemt met het aan C overgedragen vermogen bedraagt 4.125 (7.500 x 11.000/20.000).
In hoofde van D wordt de aandelenruil naar aanleiding van de splitsing dan als volgt geboekt:
Deelneming B | 3.375 | ||||
Deelneming C | 4.125 | ||||
aan | Deelneming A | 7.500 |
Aanwezigheid van gespreid te belasten meerwaarden alsook van een andere soort vrijgestelde reserves
Voorbeeld 3 – Aanwezigheid van gespreid te belasten meerwaarden alsook van een andere soort vrijgestelde reserves44
Vennootschap A wordt gesplitst in twee op te richten vennootschappen B en C. Nadat een actiefbestanddeel volledig was afgeschreven, werd het verkocht voor 2.000. A besloot de meerwaarde gespreid te laten belasten en heeft de verkoopprijs wederbelegd in activum 1. Daar het tarief van de vennootschapsbelasting 25 % bedraagt, wordt er een bedrag van 500 geboekt onder de rubriek Uitgestelde belastingen. De belastingvrije reserves van A zijn enerzijds samengesteld uit het gedeelte van de meerwaarde dat overblijft na boeking van de uitgestelde belastingen en dat 1.500 bedraagt, en anderzijds uit een bedrag van 2.000 dat overeenstemt met afschrijvingen boven de aanschaffings- of beleggingswaarde.45
A | |||
---|---|---|---|
Activa | 14.000 | Inbreng / Kapitaal | 3.000 |
Activum 1 | 2.000 | Belastingvrije reserves | 3.500 |
Beschikbare reserves | 5.000 | ||
Uitgestelde belastingen | 500 | ||
Schulden | 4.000 | ||
16.000 | 16.000 |
Vennootschap B verkrijgt 4.000 activa (exclusief activum 1) en 1.000 schulden; vennootschap C verkrijgt activum 1, 10.000 andere activa en 3.000 schulden.
Op basis van bovenstaande gegevens, en de samenstelling van de eigen vermogens van B en C buiten beschouwing latend, zien de vermogens van deze vennootschappen er na de splitsing als volgt uit:
B | |||
---|---|---|---|
Activa | 4.000 | Eigen vermogen | 3.000 |
Schulden | 1.000 | ||
4.000 | 4.000 |
C | |||
---|---|---|---|
Activum 1 | 2.000 | Eigen vermogen |
8.500 |
Andere activa | 10.000 | Uitgestelde belastingen | 500 |
Schulden | 3.000 | ||
12.000 | 12.000 |
Om de bestanddelen van het eigen vermogen vast te stellen, wordt er rekening gehouden met de toewijzing van het fiscaal eigen vermogen van A aan de verkrijgende vennootschappen B en C.
De fiscale nettowaarde van A bedraagt 12.000 waarvan 3.000 aan B wordt overgedragen en 9.000 aan C. Bijgevolg worden het fiscaal gestort kapitaal van A (3.000) en de belaste reserves (5.000) in dezelfde verhouding aan B en C overgedragen (¼ voor B en ¾ voor C). Hetzelfde geldt voor het totaalbedrag van de vrijgestelde reserves.
Het fiscaal eigen vermogen van B en C is dus als volgt samengesteld:
B | C | |
Fiscaal gestort kapitaal | 750 | 2.250 |
Vrijgestelde reserves | 1.000 | 3.000 |
Belaste reserves | 1.250 | 3.750 |
3.000 | 9.000 |
Het boekhoudkundig eigen vermogen van B kan dus zo worden ‘aangevuld’ zodat er volledige overeenstemming is met de samenstelling van het fiscaal eigen vermogen.
Bij C moet het bedrag van 500 zoals opgenomen onder de post “uitgestelde belastingen” worden afgetrokken van de belastingvrije reserves46 ; het overige gedeelte van het aan C toegewezen fiscaal eigen vermogen, zijnde 8.500 (9.000 – 500) kan dan volledig in het boekhoudkundig eigen vermogen van C worden opgenomen.
Na de splitsing zullen B en C er als volgt uitzien:
B | |||
---|---|---|---|
Activa | 4.000 | Inbreng / Kapitaal | 750 |
Belastingvrije reserves | 1.000 | ||
Beschikbare reserves | 1.250 | ||
Schulden | 1.000 | ||
4.000 | 4.000 |
C | |||
---|---|---|---|
Activum 1 | 2.000 | Inbreng / Kapitaal | 2.250 |
Andere activa | 10.000 | Belastingvrije reserves | 2.500 |
Beschikbare reserves | 3.750 | ||
Uitgestelde belastingen | 500 | ||
Schulden | 3.000 | ||
12.000 | 12.000 |
Om de bestanddelen van het eigen vermogen vast te stellen, moet er rekening gehouden worden met het feit dat de gespreid te belasten meerwaarden herbelegd zijn. Deze meerwaarden moeten bij voorrang worden toegewezen aan de vennootschap die de herbelegde activa toebedeeld kreeg (of die de herbeleggingsverplichting op zich neemt), d.i. vennootschap C. Zoals hierboven uitgelegd in randnummer 20 mag het toegewezen bedrag evenwel niet hoger zijn dan het bedrag dat wordt bekomen door de verhouding tussen het ingebracht fiscaal nettoactief (9.000) en het totale fiscaal nettoactief (12.000), toe te passen op het totaal van de vrijgestelde reserves (4.000), i.e. 3.00047 . Het bedrag van 3.000 stemt overigens overeen met het totaalbedrag van de vrijgestelde reserves die in toepassing van artikel 213 WIB 92 aan C kunnen worden toegewezen. De 3.000 vrijgestelde reserves wordt samengesteld uit enerzijds 2.000 gespreid te belasten reserves en anderzijds 1.000 andere vrijgestelde reserves. Vennootschap B verkrijgt het resterend gedeelte, d.i. 1.000 enkel samengesteld uit andere vrijgestelde reserves. Door deze techniek worden de reserves die stammen uit de toepassing van de gespreide taxatie enerzijds en de afschrijvingen boven de aanschaffings- of beleggingswaarde niet elk afzonderlijk verdeeld over beide (nieuwe) vennootschappen, maar gezien Activum 1 belandt in vennootschap C wordt de gespreid te belasten vrijgestelde reserve integraal toegewezen aan vennootschap C en wordt dit gecompenseerd met een extra toebedeling aan vennootschap B van de vrijgestelde reserves die hun oorsprong vinden in de afschrijvingen boven de aanschaffings- of beleggingswaarde.
Vanuit boekhoudkundig oogpunt wordt het volgende verkregen:
B | |||
---|---|---|---|
Activa | 4.000 | Inbreng / Kapitaal | 750 |
Belastingvrije reserves art. 47 | 0 | ||
Andere belastingvrije reserves | 1.000 | ||
Beschikbare reserves | 1.250 | ||
Schulden | 1.000 | ||
4.000 | 4.000 |
C | |||
---|---|---|---|
Activum 1 | 2.000 | Inbreng / Kapitaal | 2.250 |
Andere activa | 10.000 | Belastingvrije reserves art. 47 | 1.500 |
Andere belastingvrije reserves | 1.000 | ||
Beschikbare reserves | 3.750 | ||
Uitgestelde belastingen | 500 | ||
Schulden | 3.000 | ||
12.000 | 12.000 |
Indien de in artikel 47 WIB 92 beoogde reserves niet waren herbelegd of indien de herbeleggingsverplichting aan geen enkele verkrijgende vennootschap werd toegewezen, zou hetzelfde bedrag van vrijgestelde reserves toegekend zijn aan de twee verkrijgende vennootschappen van de splitsing. De verdeling onder de verschillende categorieën van afzonderlijke reserves zou evenwel verhoudingsgewijs zijn uitgevoerd waardoor C 1.500 aan vrijgestelde reserves zoals bedoeld in artikel 47 WIB 92 (= ¾ x 2.000) toegewezen krijgt en 1.500 aan andere vrijgestelde reserves (= ¾ x 2.000), terwijl B het overige bedrag toegewezen zou krijgen (500 aan reserves zoals bedoeld in artikel 47 WIB 92 en 500 aan andere vrijgestelde reserves).
Vanuit boekhoudkundig oogpunt zou het volgende zijn verkregen:
B | |||
---|---|---|---|
Activa | 4.000 | Inbreng / Kapitaal | 750 |
Belastingvrije reserves art. 47 | 500 | ||
Andere belastingvrije reserves | 500 | ||
Beschikbare reserves | 1.250 | ||
Schulden | 1.000 | ||
4.000 | 4.000 |
C | |||
---|---|---|---|
Activum 1 | 2.000 | Inbreng / Kapitaal | 2.250 |
Andere activa | 10.000 | Belastingvrije reserves art. 47 | 1.000 |
Andere belastingvrije reserves | 1.500 | ||
Beschikbare reserves | 3.750 | ||
Uitgestelde belastingen | 500 | ||
Schulden | 3.000 | ||
12.000 | 12.000 |
Liquidatiereserves
Voorbeeld 4 – Liquidatiereserves
Vennootschap A wordt gesplitst in twee op te richten vennootschappen B en C.
Vennootschap A heeft op basis van artikel 184quater WIB 92 in 2015 liquidatiereserves aangelegd ter waarde van 3.750 en in 2019 ter waarde van 1.250. De belastingvrije reserves zijn samengesteld uit fiscaal vrijgestelde reserves die worden verdeeld in verhouding met de fiscale nettowaarde van de inbreng aan elk van de verkrijgende vennootschappen. De balans van A vóór de splitsing wordt hieronder weergegeven:
A | |||
---|---|---|---|
Activa | 16.000 | Inbreng / Kapitaal | 4.000 |
Belastingvrije reserves | 3.000 | ||
Beschikbare reserves (art. 184quater WIB 92) | 5.000 | ||
Schulden | 4.000 | ||
16.000 | 16.000 |
Vennootschap B verkrijgt 4.000 activa en 1.000 schulden; vennootschap C verkrijgt 12.000 activa en 3.000 schulden.
Op basis van bovenstaande gegevens, en de samenstelling van de eigen vermogens van B en C buiten beschouwing latend, zien de vermogens van deze vennootschappen er na de splitsing als volgt uit:
B | |||
---|---|---|---|
Activa | 4.000 | Eigen vermogen | 3.000 |
Schulden | 1.000 | ||
4.000 | 4.000 |
C | |||
---|---|---|---|
Activa | 12.000 | Eigen vermogen |
9.000 |
Schulden | 3.000 | ||
12.000 | 12.000 |
Om de bestanddelen van het eigen vermogen te bepalen, wordt er rekening gehouden met de overdracht van het fiscaal eigen vermogen van A aan de verkrijgende vennootschappen B en C.
De fiscale nettowaarde van A bedraagt 12.000, waarvan 3.000 wordt overgedragen aan B en 9.000 aan C. Bijgevolg wordt het fiscaal gestort kapitaal van A (4.000) en de belaste reserves (5.000) in dezelfde verhouding overgedragen aan B en C (¼ aan B en ¾ aan C). Hetzelfde geldt voor het totaalbedrag van de vrijgestelde reserves.
De verdeling van het fiscaal eigen vermogen vindt aldus plaats in de verhouding ¼ - ¾ tussen B en C. Dit geeft het volgende:
B | C | |
Fiscaal gestort kapitaal | 1.000 | 3.000 |
Vrijgestelde reserves | 750 | 2.250 |
Belaste reserves | 1.250 | 3.750 |
3.000 | 9.000 |
De aan B overgedragen belaste reserves zijn samengesteld uit 937,50 liquidatiereserves aangelegd in 2015 en 312,50 liquidatiereserves aangelegd in 2019.
De aan C overgedragen belaste reserves zijn samengesteld uit 2.812,50 liquidatiereserves aangelegd in 2015 en 937,50 liquidatiereserves aangelegd in 2019.
Het eigen vermogen van B en C kan bijgevolg worden aangevuld teneinde een perfecte overeenstemming te verkrijgen met de samenstelling van het fiscaal eigen vermogen.
Naar aanleiding van de splitsing wordt het boekhoudkundig eigen vermogen als volgt weergegeven:
B | |||
---|---|---|---|
Activa | 4.000 | Inbreng / Kapitaal | 1.000 |
Belastingvrije reserves | 750 | ||
Beschikbare reserves (art. 184quater WIB 92) | 1.250 | ||
Schulden | 1.000 | ||
4.000 | 4.000 |
C | |||
---|---|---|---|
Activa | 12.000 | Inbreng / Kapitaal | 3.000 |
Belastingvrije reserves | 2.250 | ||
Beschikbare reserves (art. 184quater WIB 92) | 3.750 | ||
Schulden | 3.000 | ||
12.000 | 12.000 |
Eén van de verkrijgende vennootschappen is aandeelhouder van de gesplitste vennootschap
Voorbeeld 5 – Één van de verkrijgende vennootschappen is aandeelhouder van de gesplitste vennootschap
Onderstaande vennootschap A wordt gesplitst waarbij een deel van haar vermogen wordt overgedragen aan een bestaande vennootschap B welke 80 % van de aandelen van A bezit. De rest van het vermogen van A wordt overgedragen aan een nieuw op te richten vennootschap C. De belastingvrije reserves stemmen overeen met de vrijgestelde reserves die proportioneel worden overdragen overeenkomstig nr. 211/55, b), tweede streepje Com.IB 92 (supra randnummer 20).
A | |||
---|---|---|---|
Activa | 14.000 | Inbreng / Kapitaal | 3.000 |
Belastingvrije reserves | 2.000 | ||
Beschikbare reserves | 5.000 | ||
Schulden | 4.000 | ||
14.000 | 14.000 |
De verkrijgende aandeelhouder-vennootschap B heeft een 80 %-deelneming in A verworven voor 7.500. Dit wordt als volgt weergegeven:
7.500 Inbreng / Kapitaal 7.500
B | |||
---|---|---|---|
Deelneming A (80 %) | 7.500 | Inbreng / Kapitaal | 7.500 |
B verkrijgt 5.500 activa en 1.500 schulden en vennootschap C verkrijgt 8.500 activa en 2.500 schulden.
De werkelijke waarde van A bedraagt 20.000 en de werkelijke waarde van het aan B en C overgedragen nettoactief bedraagt respectievelijk 9.000 en 11.000.
De aan B en C overgedragen vermogens zien er dan, de samenstelling van de eigen vermogens ervan buiten beschouwing latend, als volgt uit:
Aan B overgedragen vermogen | |||
---|---|---|---|
Activa | 5.500 | Eigen vermogen | 4.000 |
Schulden | 1.500 | ||
5.500 | 5.500 |
Aan C overgedragen vermogen | |||
---|---|---|---|
Activa | 8.500 | Eigen vermogen | 6.000 |
Schulden | 2.500 | ||
8.500 | 8.500 |
Om de bestanddelen van de aan B en C overgedragen eigen vermogens te bepalen, wordt rekening gehouden met de toewijzing van het fiscaal eigen vermogen van A aan de verkrijgende vennootschappen B en C.
De fiscale nettowaarde van A bedraagt 10.000 waarvan 4.000 aan B wordt overgedragen en 6.000 aan C. Bijgevolg worden het fiscaal gestort kapitaal van A (3.000), de vrijgestelde reserves (2.000) en de belaste reserves (5.000) in dezelfde verhouding aan B en C overgedragen (2/5 voor B en 3/5 voor C).
Boekhoudkundig ziet het aan vennootschap C overgedragen vermogen er dan als volgt uit:
Aan C overgedragen vermogen | |||
---|---|---|---|
Activa | 8.500 | Inbreng / Kapitaal | 1.800 |
Belastingvrije reserves | 1.200 | ||
Beschikbare reserves | 3.000 | ||
Schulden | 2.500 | ||
8.500 | 8.500 |
De overdracht van het vermogen van A naar B wordt als volgt geboekt: de waarde van het gedeelte van de aandelen van A die overeenstemmen met het aan B overgedragen vermogen (7.500 x 9.000/20.000 = 3.375) wordt in mindering gebracht van het gedeelte van het eigen vermogen dat B aanhoudt in A vóór de splitsing (3.200 = 80 % x 4.000). Overeenkomstig artikel 3:77, § 5, a) KB WVV wordt het verschil tussen beide bedragen (3.375 – 3.200 = 175) hetzij ten laste genomen, hetzij als goodwill geboekt. In dit geval wordt er verondersteld dat het bestuursorgaan beslist het verschil onmiddellijk en voor het geheel in kosten te nemen.48
Bij B zullen de aan haar toegewezen eigenvermogensbestanddelen van A slechts worden overgenomen ten belope van 20 %, d.i. het percentage van A dat niet in bezit is van B, met inbegrip van de belastingvrije reserves. Op fiscaal vlak worden deze reserves meestal wedersamengesteld om te vermijden dat er een belasting wordt geheven ten belope van het verdwenen bedrag. Boekhoudkundig kan via artikel 3:56, § 4 KB WVV afgeweken worden van een proportionele overname van verschillende eigenvermogensbestanddelen om zo de samenstelling en fiscale kwalificatie van het eigen vermogen van de gesplitste vennootschap in rekening te nemen. Dit artikel maakt het ook mogelijk om in hoofde van verkrijgende vennootschap B de belastingvrije reserves van de gesplitste vennootschap A weder samen te stellen.
De vermindering van de reserves mag dan ook bij voorrang worden toegekend aan de andere dan de belastingvrije reserves. In casu kan de 640 euro aan vernietigde belastingvrije reserves (= 80 % x 800 euro aan vrijgestelde reserves overgedragen door A) worden heraangelegd ten belope van 400 euro aan beschikbare reserves die op de balans van B blijven staan (na vernietiging van 80 % x 2.000 euro aan beschikbare reserves overgedragen door A).
De balans van B zal er na de splitsing als volgt uitzien:
B | |||
---|---|---|---|
Activa (ex-A) | 5.500 | Inbreng / Kapitaal (7.500 + 1.200 x 20 %) | 7.740 |
Deelneming C | 4.125 | Belastingvrije reserves (800 x 20 % + 400) |
560 |
Beschikbare reserves (2.000 x 20 % - 400) | 0 | ||
Overgedragen resultaat | <175> | ||
Schulden | 1.500 | ||
9.625 | 9.625 |
In dit voorbeeld zijn de andere dan de belastingvrije reserves ontoereikend om de vermindering van de belastingvrije reserves volledig op te vangen. Het saldo van deze reserves kan worden wedersamengesteld door debitering van de resultatenrekening via de volgende boeking:
689 | Overboeking naar de belastingvrije reserves | 240 | |||
aan | 132 | Belastingvrije reserves | 240 |
Teneinde geen buitensporige kosten te boeken op de resultatenrekening, is het mogelijk het saldo van de vrijgestelde reserves opnieuw samen te stellen door in de boekhouding subrekeningen van de rekening Kapitaal / (Beschikbare) Inbreng te creëren, de ene voor de in het kapitaal / in de inbreng geïncorporeerde vrijgestelde reserve en de andere voor de in het kapitaal / in de inbreng geïncorporeerde negatieve belaste reserve.
Dat zou in het voorbeeld de volgende boeking geven:
10 (-) | In het kapitaal / In de inbreng geïncorporeerde negatieve belaste reserve | 240 | |||
aan | 10 | In het kapitaal / In de inbreng geïncorporeerde vrijgestelde reserve | 240 |
Naar analogie met voorbeeld zeven van CBN-advies 2021/10 – Boekhoudkundige verwerking van fusies tussen vennootschappen, is de Commissie ook van mening dat de wedersamenstelling van de belastingvrije reserves bij B ook volledig lastens het resultaat mag gebeuren. De openingsbalans na de splitsing wordt als volgt weergegeven:
B | |||
---|---|---|---|
Activa (ex-A) | 5.500 | Inbreng / Kapitaal (7.500 + 1.200 x 20 %) | 7.740 |
Deelneming C | 4.125 | Belastingvrije reserves (800 x 20 %) |
160 |
Beschikbare reserves (2.000 x 20 % ) | 400 | ||
Overgedragen resultaat | <175> | ||
Schulden | 1.500 | ||
9.625 | 9.625 |
De verkrijgende vennootschap B zal evenwel de aan haar toegewezen belastingvrije reserves van de gesplitste vennootschap A (fiscaal vrijgestelde reserves) volledig overnemen (zodat deze reserves in fiscaal opzicht niet zullen worden verminderd). Hiertoe kan de belastingvrije reserve na de splitsing bij B worden heraangelegd via debitering van de resultatenrekening:
689 | Overboeking naar de belastingvrije reserves | 640 | |||
aan | 132 | Belastingvrije reserves | 640 |
De correctieboeking kan als alternatief eveneens als volgt gebeuren:
10 (-) | In het kapitaal / In de inbreng geïncorporeerde negatieve belaste reserve | 640 | |||
aan | 10 | In het kapitaal / In de inbreng geïncorporeerde vrijgestelde reserve | 640 |
In hoofde van B dient de boekwaarde van de deelneming in A (7.500) te worden opgedeeld in het gedeelte dat overeenstemt met het aan B overgedragen vermogen en in het gedeelte dat overeenstemt met het aan C overgedragen vermogen. Deze opdeling gebeurt pro rata de werkelijke waarde van die overgedragen vermogens.
Bijgevolg stemt in hoofde van B de boekwaarde van de deelneming in A (7.500) voor 3.375 (7.500 x 9.000/20.000) overeen met het aan B overgedragen vermogen en voor 4.125 (7.500 x 11.000/20.000) met het aan C overgedragen vermogen.
Vereiste van behoud van een minimumkapitaal
Voorbeeld 6 – Vereiste van behoud van een minimumkapitaal
Vennootschap A is een naamloze vennootschap (de balans van A volgt hieronder). Deze vennootschap overweegt om haar vermogen, zowel de activa als de passiva, in het kader van een splitsing over te dragen aan de nieuw op te richten naamloze vennootschap B en aan een op te richten besloten vennootschap C.
A | |||
---|---|---|---|
Activa | 400 | Kapitaal | 63 |
Beschikbare reserves | 337 | ||
400 | 400 |
Indien de fiscale nettowaarde van A wordt overgedragen aan B ten belope van 30 % en aan C ten belope van 70 %, wordt het fiscaal eigen vermogen van A als volgt verdeeld onder de verkrijgende vennootschappen:
B | C | |
Fiscaal gestort kapitaal | 18,9 = 30 % x 63 | 44,1 = 70 % x 63 |
Belaste reserves | 101,1 = 30 % x 337 | 235,9 = 70 % x 337 |
120 | 280 |
Als we deze verdeling op boekhoudkundig vlak volgen, wordt het eigen vermogen in dezelfde mate overgedragen. B is echter een naamloze vennootschap waarvan het kapitaal niet minder dan 61.500 euro mag bedragen.
In dergelijke situatie is het mogelijk om de overdracht van het boekhoudkundig eigen vermogen af te stemmen op de overdracht van het fiscaal eigen vermogen en om, tijdens het proces van de splitsing (of onmiddellijk na de splitsing), een kapitaalverhoging door te voeren binnen de nieuw opgerichte vennootschap B door incorporatie van de belaste reserves om zo het wettelijke minimum te bekomen.
De Commissie is van oordeel dat het eveneens mogelijk zou moeten zijn om af te wijken van de boekhoudkundige verdeling die zou voortvloeien uit de toepassing van het fiscaal recht. Dit zou vermijden dat er een kapitaalverhoging plaatsvindt. Aangezien vennootschap C bij oprichting de vorm van een besloten vennootschap (BV) aanneemt, is zij, wat betreft de inbreng, niet onderworpen aan de vereisten inzake minimumkapitaal waaraan naamloze vennootschappen wel zijn onderworpen. Bijgevolg heeft A het recht om slechts 149 van haar kapitaal over te dragen aan C, hetgeen toelaat het kapitaal boven het wettelijk minimum te houden in hoofde van vennootschap B. Het bedrag van de aan C overgedragen beschikbare reserves wordt vastgelegd op zodanige wijze dat de activa en passiva van de balans van beide vennootschappen op basis van de eerder vastgelegde verdeling van het vermogen van A (d.i. 30 % voor B en 70 % voor C), in evenwicht wordt gebracht. De balansen van B en C worden naar aanleiding van de splitsing als volgt weergegeven:
Aan B (NV) overgedragen vermogen | |||
---|---|---|---|
Activa | 120 | Kapitaal | 62 |
Beschikbare reserves | 58 | ||
120 | 120 |
Aan C (NV) overgedragen vermogen | |||
---|---|---|---|
Activa | 280 | Inbreng | 1 |
Beschikbare reserves | 279 | ||
280 | 280 |
In hoofde van C kan het verschil tussen het fiscaal kapitaal en de inbreng buiten de boekhouding om gecorrigeerd worden in de belastingaangifte door een negatieve belaste reserve in te schrijven ter waarde van het verschil, namelijk 43,1.
In hoofde van vennootschap B wordt er eveneens een belaste reserve van 43,1 ingeschreven, om zo het verschil tussen het fiscaal kapitaal (18,9) en het boekhoudkundig kapitaal (62) te corrigeren.
De Commissie is van oordeel dat het niet vereist is om afzonderlijke subrekeningen van de rekening Kapitaal te creëren aangezien de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet moet worden nageleefd bij de belaste reserves.
- 1Onderhavig advies is tot stand gekomen nadat het ontwerp van dit advies op 22 oktober 2021 ter publieke consultatie werd gepubliceerd op de website van de CBN.
- 2Zie CBN-advies 2022/01 – Fusies en splitsingen van vennootschappen met een negatief nettoactief.
- 3Artikel 12:4, eerste lid WVV.
- 4Artikel 12:5, eerste lid WVV.
- 5Artikel 12:6 WVV.
- 6Ibid.
- 7Parl. St., Kamer, 2017-2018, nr. 54-3119/001, 255.
- 8Parl. St., Kamer, 2017-2018, nr. 54-3119/001, 297.
- 9Ibid.
- 10Er wordt aan herinnerd dat de wetgever tot doel heeft ervoor te zorgen dat de herziening van de definitie van de opleg gebeurt door het begrip ‘fractiewaarde’ te definiëren op een wijze die maximaal aansluit bij de wijze waarop de kapitaalwaarde tot op heden werd bepaald voor alle vennootschappen en bij de wijze waarop deze nog steeds wordt bepaald bij de NV (Parl. St., Kamer, 2017-2018, nr. 54-3119/001, 296).
- 11Artikel 12:13, eerste lid, 2° en 3° WVV.
- 12In dit geval moet de beslissing van de te splitsen vennootschap om over te gaan tot een splitsing overeenkomstig artikelen 12:67, § 6 en 12:83, § 6 WVV met eenparigheid van stemmen genomen worden door de algemene vergadering.
- 13Artikel 3:56, § 2, eerste lid KB WVV.
- 14Voor de te verrichten boekingen verwijst de Commissie naar CBN-advies 2019/14 – Van een kapitaalhoudende BVBA naar een kapitaalloze BV.
- 15Wanneer deze splitsing wordt uitgevoerd ten behoeve van een bestaande, kapitaalloze vennootschap, dient de algemene vergadering van deze verkrijgende vennootschap een overeenstemmend besluit te nemen over de beschikbaarheid of onbeschikbaarheid (zie artikel 12:69, tweede lid WVV).
- 16 Artikel 3:77 KB WVV. Deze uitzonderingen worden uitvoerig besproken in CBN-advies 2021/10 – Boekhoudkundige verwerking van fusies tussen vennootschappen. In onderhavig advies behandelt de Commissie enkel het geval waar één van de verkrijgende vennootschappen van de splitsing vóór de splitsing aandelen aanhoudt van de te splitsen vennootschap. Voor het overige verwijst de Commissie naar de bepalingen opgenomen in het hierboven vermeld ontwerpadvies, die mutatis mutandis van toepassing zijn op splitsingen.
- 17Het is echter volledig toegestaan om vóór of na de splitsing herwaarderingen of waardecorrecties te boeken, mits er voldaan is aan de bepalingen van het KB WVV.
- 18Artikel 3:56, § 2, tweede lid KB WVV.
- 19Artikel 213, eerste lid WIB 92. Deze regel is evenwel enkel van toepassing wanneer het fiscaal eigen vermogen positief is.
- 20Het begrip ‘fiscale nettowaarde van een bestanddeel wordt gedefinieerd in artikel 184ter, § 3 WIB 92.
- 21BS, 21 november 2011.
- 22Art. 3:56, § 4 KB WVV (oud art. 78, § 8 KB W.Venn.).
- 23Randnummer 15 van CBN-advies 2012/11 – Overdracht van eigen vermogen in het kader van een fusie, splitsing of partiële splitsing in boekhoudkundige continuïteit en fiscale continuïteit en artikel 78, § 8 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen.
- 24Voor meer informatie wordt er verwezen naar het vierde en zesde lid van artikel 184 WIB 92 alsook naar de voorschriften met betrekking tot de terugbetaling van het kapitaal zoals bedoeld in artikel 18 WIB 92.
- 25Omdat deze reserves boekhoudkundig gesproken niet bestaan, wordt de verdeling ervan niet behandeld in onderhavig advies.
- 26Nr. 211/56 Com.IB 92.
- 27Parlementaire vraag nr. 1331 van de heer Luk Van Biesen van 1 december 2016. Kamer, Vragen en Antwoorden, 2016-2017, QRVA 54/100 van 23 december 2016, 319.
- 28Artikel 12:15, § 1, eerste lid WVV.
- 29Artikel 12:15, § 1, tweede lid WVV.
- 30Artikel 12:15, § 1, derde lid WVV.
- 31Artikel 12:15, § 1, vierde lid WVV.
- 32Artikel 12:15, § 1, vijfde lid WVV.
- 33Artikel 12:17, eerste lid WVV.
- 34Zie in dit verband CBN-advies 2017/07 – Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.
- 35De disproportionele aandelenruil wordt later behandeld in een afzonderlijk advies.
- 36Artikel 3:19, § 1, tweede lid, in fine KB WVV.
- 37Artikel 45, § 1, derde lid WIB 92.
- 38Zie de commentaar bij artikel 3:19 in het Verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
- 39De hierna uiteengezette beginselen zijn eveneens van toepassing op kapitaalsubsidies.
- 40Op fiscaal vlak omvatten de vrijgestelde reserves zowel de belastingvrije reserves als de uitgestelde belastingen. De vrijgestelde reserves bedragen hier dus 2.000.
- 41Artikel 3:89, III.B KB WVV. Voor de subsidies, zie ook artikel 3:89, § 2, V KB WVV.
- 42Er wordt aan herinnerd dat “bij het bepalen van het gestort kapitaal en van de voorheen gereserveerde winst die in geval van splitsing bij elk van de overnemende of verkrijgende vennootschappen in aanmerking worden genomen, en bij het bepalen van de in artikel 211, § 2, vermelde vermindering, […] die vennootschappen geacht [worden] het gestorte kapitaal, de belaste reserves en de vrijgestelde reserves van de gesplitste vennootschap evenredig met de fiscale nettowaarde van de door deze laatste aan elk van hen gedane inbreng te hebben overgenomen of verkregen” (artikel 213, eerste lid WIB 92).
- 43In dit voorbeeld dient de meerwaarde van 2.000 (gelijkmatig met de afschrijvingen van het wederbeleggingsgoed) belast te worden in hoofde van vennootschap C, bij wie het wederbeleggingsactivum in de balans voorkomt, door middel van:
- het omzetten (gelijkmatig met de afschrijvingen van het wederbeleggingsgoed) in een belaste reserve van het gedeelte van de gespreid te belasten meerwaarden dat werd ontvangen door deze vennootschap (1.200), dat nog niet werd belast;
- het belasten (gelijkmatig met de afschrijvingen van het wederbeleggingsgoed) van het overschot van 800 toegekend aan B als verworpen uitgave (zie art. 211/56 Com.IB 92).
In bovengenoemd geval stemt het bedrag van 800 opgenomen in de verworpen uitgaves van vennootschap C overeen met het nog niet belaste gedeelte van de gespreid te belasten meerwaarde opgenomen door vennootschap B. Het gedeelte van de belastingvrije reserve overgedragen aan vennootschap B zal tot een dubbele belasting leiden bij de opname ervan of ten laatste bij de vereffening van vennootschap B. Om deze dubbele belastingheffing te vermijden, aanvaardt de fiscale administratie dat bij de opname in de verworpen uitgaven van vennootschap C de betrokken vrijgestelde reserves tegen hetzelfde bedrag worden opgenomen in de belaste reserves van vennootschap B, met een gelijkwaardige verhoging van de begintoestand van de reserves. Zo vindt er geen effectieve belasting plaats van de belastingvrije reserves van 800 overgedragen aan vennootschap B naar aanleiding van de splitsing. De meerwaarde van 2.000 zal enkel bij vennootschap C worden belast, die het wederbeleggingsactivum heeft verworven. - 44De hierna uiteengezette beginselen zijn eveneens van toepassing op kapitaalsubsidies.
- 45Het betreft aldus een vrijgestelde reserve zoals bedoeld in nr. 211/55, b), tweede streepje Com.IB 92.
- 46Artikel 3:89, III.B KB WVV. Voor de subsidies, zie ook artikel 3:89, § 2, V KB WVV.
- 47Nr. 211/56 Com.IB 92.
- 48De boeking van goodwill wordt toegelicht in voorbeeld negen van CBN-advies 2021/10 – Boekhoudkundige verwerking van fusies tussen vennootschappen.
- 49Dit bedrag wordt in hoofde van B omgezet in beschikbare inbreng (supra, randnummer 12).