De tekst van artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 juni 1994 tot vaststelling van de bijdrage van de ondernemingen in de werkingskosten van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen wordt vervangen als volgt:
(...)
Deel IV. Diverse en overgangsbepalingen
Afdeling I. Wijziging van het koninklijk besluit van 16 juni 1994 tot vaststelling van de bijdrage van de ondernemingen in de werkingskosten van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen
Artikel 36
Afdeling II. Bepalingen betreffende de openingsbalans van het eerste boekjaar waarop de bepalingen van het besluit van toepassing zijn
Artikel 37
§ 1. Elke vereniging of stichting die bestaat op het ogenblik waarop onderhavig besluit van kracht wordt, past de hierna vastgestelde regels toe om omzichtig, oprecht en te goeder trouw de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen te verrichten die nodig zijn om de openingsbalans van het boekjaar op te stellen op de eerste dag van het eerste boekjaar waarvoor de bepalingen van onderhavig besluit gelden.
Dit artikel is op analoge wijze van toepassing op alle verenigingen en stichtingen die, aan het begin van het boekjaar over een vermogen beschikkend, ertoe gehouden zijn, in toepassing van artikel 17, § 3 respectievelijk artikel 37, § 3 of 53, § 3 van de wet van 27 juni 1921, of die beslissen, in toepassing van artikel 15 van het koninklijk besluit van 26 juni 2003 betreffende de vereenvoudigde boekhouding van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, om voor de eerste maal de bepalingen van dit besluit toe te passen.
§ 2. Als de vereniging of stichting, naar de mening van haar raad van bestuur, die wordt vermeld in de toelichting bij de jaarrekening, al een boekhouding voert die ten minste overeenstemt met deze die onderhavig besluit vereist, stemt de openingsbalans van het eerste boekjaar waarvoor de bepalingen van onderhavig besluit gelden, overeen met de afsluitingsbalans van het vorige boekjaar.
Indien een vereniging of stichting waarderingsregels toepast die niet overeenstemmen met de regels die onderhavig besluit oplegt, moet ze deze regels aanpassen.
De vermelding van deze aanpassing in de toelichting wordt vervolledigd met een inschatting van de gevolgen ervan.
§ 3. Als de vereniging of stichting, naar de mening van haar raad van bestuur, geen boekhouding voert die ten minste overeenstemt met deze die onderhavig besluit vereist, worden de bestanddelen van de activa voor de redactie van de openingsbalans van het eerste boekjaar waarvoor de bepalingen van onderhavig besluit gelden, gewaardeerd tegen de marktwaarde of, bij ontstentenis van werkelijke waarde, tegen de gebruikswaarde die ze op dat ogenblik hebben.
Bij ontstentenis van betrouwbare marktwaarde of gebruikswaarde, worden de activa in de toelichting bij de jaarrekening opgenomen, aangevuld met de vermelding dat er geen betrouwbare marktwaarde of gebruikswaarde aan kan worden gekoppeld.
Afdeling III. Inwerkingtreding
Artikel 38
Onderhavig besluit treedt in werking op dezelfde dag als de bepalingen van de wet waarvan het de uitvoering verzekert.
Afdeling IV. Uitvoering
Artikel 39
Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.