CBN advies 126-9 - Verwerving van een vast actief voor een prijs die bestaat uit een vast contant te betalen gedeelte en een variabel gedeelte dat afhankelijk is van de gerealiseerde bedrijfswinst 

Aan de Commissie werd gevraagd hoe volgende verrichting in de boekhouding moet worden verwerkt. Een vennootschap verwerft alle aandelen van een andere vennootschap voor een prijs die als volgt is bepaald : 
 

  1. Een vast bedrag dat bij de ondertekening van de koopovereenkomst wordt betaald. 
     
  2. Een vast bedrag dat in vier schijven wordt betaald op 31 december 1990, 1991, 1992 en 1993. 
     
  3. Betaling in mei 1991 en 1992 van 30 % van de bedrijfswinst van de respectieve boekjaren 1990 en 1991. 

Contractueel is bovendien bedongen dat het totaal van de in mei 1991 en in mei 1992 betaalde bedragen, in geen geval hoger mag zijn dan een welbepaald bedrag. 

Naar het oordeel van de Commissie moet men als volgt te werk gaan : 
 

  • het bedrag dat bij de ondertekening van de koopovereenkomst wordt betaald, wordt aan actiefzijde in de balans geboekt bij de financiële vaste activa; 
  • het bedrag dat in vier schijven wordt betaald op 31 december 1990, 1991, 1992 en 1993 wordt eveneens aan actiefzijde in de balans geboekt in dezelfde post. Aan passiefzijde wordt gelijktijdig een schuld geboekt met dezelfde nominale waarde. Met toepassing van artikel 27bis, § 4 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 wordt in voorkomend geval een op basis van de marktrente berekend disconto in de overlopende rekeningen van het actief geboekt en prorata temporis in resultaat genomen. 

Wat de betaling in mei 1991 en 1992 van 30 % van de bedrijfswinst van de respectieve boekjaren 1990 en 1991 betreft, is de Commissie van oordeel dat het hier gaat om bedragen die pas verschuldigd zijn als aan een opschortende voorwaarde is voldaan, nl. de realisatie van een bedrijfswinst. Naar haar oordeel moet er dus geen schuld worden geboekt en moet de aanschaffingsprijs van de verworven aandelen niet worden verhoogd zolang deze voorwaarde niet is vervuld. Krachtens de artikelen 3, 4 en 7 van de boekhoudwet van 17 juli 1975 moet deze voorwaardelijke schuld evenwel worden gewaardeerd en geboekt bij de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen. Op grond van artikel 14 van het jaarrekeningbesluit van 8 oktober 1976 moet het bestaan van een dergelijke voorwaardelijke schuld op passende wijze in de toelichting bij de jaarrekening worden vermeld.