COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

CBN-advies 2011/20 – Verbonden ondernemingen

Advies van 5 oktober 2011

Inleiding

Aan de Commissie voor Boekhoudkundige Normen werd de volgende groepsstructuur voorgelegd:

schema

De natuurlijke personen I en J zijn gehuwd en bezitten elk 50 % van de aandelen van NV X. Zij zijn tevens beiden bestuurder in NV X.
De natuurlijke personen K en L zijn gehuwd. Ze bezitten elk 50 % van BVBA Y en zijn tevens zaakvoerder in deze vennootschap.
De aandelen van BVBA A en BVBA B zijn op hun beurt voor 50 % in handen van NV X en BVBA Y en worden door deze twee laatste vennootschappen gezamenlijk gecontroleerd. BVBA A heeft één zaakvoerder: de natuurlijk persoon I, BVBA B heeft als enige zaakvoerder de natuurlijk persoon K.

De vennootschappen A, C, D en E zijn actief in een andere sector dan de vennootschappen B, F, G en H.

De vennootschappen C, D en E hebben elk drie zaakvoerders: BVBA A, NV X en natuurlijk persoon I.

De vennootschappen F, G en H hebben elk drie zaakvoerders: BVBA B, BVBA Y en natuurlijk persoon K. 

Aan de Commissie werd vervolgens de vraag gesteld welke vennootschappen met elkaar verbonden zijn in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen (hierna: W.Venn.). 

Op basis van de bovenstaande informatie is de Commissie tot de volgende conclusie gekomen. 

Controle

Exclusieve controle

Artikel 6, 2° W.Venn. omschrijft een dochtervennootschap als “een vennootschap ten opzichte waarvan een controlebevoegdheid bestaat”.

Onder controle over een vennootschap moet worden verstaan, “de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van bestuurders of zaakvoerders of op de oriëntatie van het beleid” (artikel 5, 1 § W.Venn.). 

De aandelen van de vennootschappen C, D en E zijn voor 98 % in handen van de BVBA A. Volgens artikel 5, § 2, 1° W.Venn. wordt controle onweerlegbaar vermoed “wanneer zij voortvloeit uit het bezit van de meerderheid van de stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van de betrokken vennootschap”.

Volgens artikel 11, 1°, a) W.Venn. is een “met een vennootschap verbonden vennootschappen” de vennootschappen waarover zij een controlebevoegdheid uitoefent. 

De vennootschappen A, C, D en E kunnen bijgevolg als verbonden vennootschappen worden beschouwd. Dezelfde redenering kan worden gevolgd voor wat betreft de vennootschappen B, F, G en H.

Gezamenlijke controle

Controle is tevens in rechte en wordt op basis van artikel 5, § 2, 5° W.Venn. ook onweerlegbaar vermoed in geval van gezamenlijke controle

Onder gezamenlijke controle moet worden verstaan “de controle die een beperkt aantal vennoten samen uitoefenen, wanneer zij zijn overeengekomen dat beslissingen omtrent de oriëntatie van het beleid niet zonder hun gemeenschappelijke instemming kunnen worden genomen”. De gemeenschappelijke dochtervennootschap is dan “de vennootschap ten opzichte waarvan een gezamenlijke controle bestaat” (artikel 9, tweede lid W.Venn.).

De vennootschap X bezit in het aan de Commissie voorgelegde voorbeeld 50 % van de aandelen van de BVBA A en 50 % van de aandelen van BVBA B. Hetzelfde geldt voor vennootschap Y. Op basis van de aan de Commissie overgemaakte informatie blijkt dat de vennootschappen A en B gemeenschappelijke dochterondernemingen zijn van de vennootschappen X en Y, die deze gezamenlijk controleren.

BVBA A is bijgevolg een verbonden vennootschap van zowel NV X als van BVBA Y. Hetzelfde geldt voor de BVBA B. 

De vennootschappen A en B 

Met een vennootschap verbonden vennootschappen betreffen 

  1.  de vennootschappen waarover zij zelf een controlebevoegdheid uitoefent (artikel 11, 1°, a) W.Venn.);
  2.  de vennootschappen die een controlebevoegdheid over haar uitoefenen (artikel 11, 1°, b) W.Venn.);
  3. de vennootschappen waarmee zij een consortium vormt (artikel 11, 1°, c) W.Venn.) alsook 
  4. de andere vennootschappen die, bij weten van haar bestuursorgaan, onder de controle staan van de vennootschappen bedoeld in a), b) en c) (artikel 11, 1°, d) W.Venn.).

Uit “de andere vennootschappen die, bij weten van haar bestuursorgaan, onder de controle staan van de vennootschappen bedoeld in b)” vloeit voort dat ook de vennootschappen A en B met elkaar verbonden vennootschappen zijn. BVBA A en B staan immers onder gezamenlijke controle van NV X en BVBA Y. NV X en BVBA Y oefenen zowel over BVBA A als over BVBA B controle uit. 

Hieruit volgt dat ook de vennootschappen A en B met elkaar verbonden vennootschappen zijn.

Gevolgen voor de toepassing van artikel 15 W.Venn.

Aangezien de in de groepsstructuur opgenomen vennootschappen met elkaar verbonden zijn, worden de criteria inzake omzet en balanstotaal van alle ondernemingen berekend op geconsolideerde basis. Wat het criterium personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door elk van de betrokken verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld (artikel 15, § 5 W.Venn.)1 .
 

  • 1Zie ook CBN-advies 2010/5 – Berekening criteria artikel 15 W.Venn.