CBN-advies 152/1 - Boekingen van deviezenverrichtingen en verwerking van tegoeden en verplichtingen in deviezen in de jaarrekening
 

  1. DEEL I - TERMINOLOGIE - OMSCHRIJVINGEN 
  2. DEEL II - PROBLEEMSTELLING 
  3. DEEL III - BOEKING VAN DEVIEZENVERRICHTINGEN
    1. ALGEMEEN 
    2. DE OMREKENINGSKOERS 
    3. VERRICHTINGEN WAARUIT MONETAIRE POSTEN IN DEVIEZEN ONTSTAAN 
      1. Niet-monetaire activa (en passiva) 
      2. Monetaire activa en passiva 
    4. BETALING VAN SCHULDEN EN INNING VAN VORDERINGEN IN VREEMDE VALUTA'S 
      1. Omrekeningskoers 
        1. De betaling van de schuld of de inning van de vordering in vreemde valuta gaat gepaard met een wisselverrichting die daarmee rechtstreeks verbonden is.
        2. De betaling van de schuld of de inning van de vordering gaat niet gepaard met een wisselverrichting die daarmee rechtstreeks is verbonden. 
      2. Boeking van wisselresultaten 
    5. WAARDEVERMINDERINGEN OP MONETAIRE ACTIVA IN DEVIEZEN EN REGULARISERING VAN MONETAIRE POSTEN IN DEVIEZEN 
      1. Waardeverminderingen op monetaire activa in deviezen 
      2. Over te dragen (overgedragen) resultaten - Prorata's 
  4. DEEL IV - BOEKING VAN WISSELVERRICHTINGEN
    1. CONTANTWISSELVERRICHTINGEN 
      1. Wisselverrichtingen vreemde valuta's tegen Belgische franken 
      2. Verrichtingen deviezen tegen deviezen 
    2. TERMIJNWISSELVERRICHTINGEN 
      1. VEREENVOUDIGE BOEKINGSWIJZE 
        1. Het contract verstrijkt tijdens hetzelfde boekjaar 
        2. HET CONTRACT VERSTRIJKT NIET IN HETZELFDE BOEKJAAR : 
      2. EXHAUSTIEVE BOEKINGSWIJZE 
        1. Boeking bij de afsluiting van de termijnverrichting  
        2. Proratering van het report/deport aan het einde van het boekjaar : 
        3. Afwikkeling van de verrichting :
  5. DEEL V. WISSELRISICO EN WISSELRISICODEKKING
    1. WISSELRISICO 
    2. WISSELRISICODEKKING 
      1. Specifieke dekkingsverrichtingen 
      2. Niet-specifieke dekkingsverrichtingen : het in evenwicht brengen van de wisselpositie 
    3. NIET-SAMENVALLENDE VERVALDAGEN 
  6. DEEL VI. DEVIEZENVERRICHTINGEN WAARAAN EEN SPECIFIEKE DEKKINGSVERRICHTING IS VERBONDEN
  7. DEEL VII. WAARDERING AAN HET EINDE VAN HET BOEKJAAR VAN NIET SPECIFIEK GEDEKTE TEGOEDEN EN VERPLICHTINGEN IN DEVIEZEN EN VERWERKING VAN DE OMREKENINGSVERSCHILLEN - ALGEMENE ASPECTEN
    1. WAARDERING 
    2. VERWERKING VAN DE OMREKENINGSVERSCHILLEN 
    3. INTEGRALE IN-RESULTAAT-NEMING VAN OMREKENINGSVERSCHILLEN 
  8. DEEL VIII. WAARDERING VAN TEGOEDEN EN VERPLICHTINGEN IN DEVIEZEN - BIJZONDERE ASPECTEN
    1. VORDERINGEN EN SCHULDEN OP MIDDELLANGE EN LANGE TERMIJN 
    2. LENINGEN IN DEVIEZEN AANGEGAAN TER FINANCIERING VAN NIET-MONETAIRE ACTIVA WAARVAN DE WAARDE AFHANGT VAN DE KOERS VAN DIEZELFDE VALUTA 
    3. VOORUITBETALINGEN 
      1. Gestorte vooruitbetalingen
      2. Ontvangen vooruitbetalingen
    4. NIET-OPGEVRAAGDE BEDRAGEN OP AANDELEN IN VENNOOTSCHAPPEN NAAR BUITENLANDS RECHT
    5. VASTRENTENDE EFFECTEN IN DEVIEZEN 
    6. TEGOEDEN IN LIQUIDE MIDDELEN EN SCHULDEN IN REKENING-COURANT TEGENOVER KREDIETINSTELLINGEN 
    7. ONTVANGEN BESTELLINGEN (VERKOOP) - GEPLAATSTE BESTELLINGEN (INKOOP)
    8. ANDERE VERPLICHTINGEN DIE NIET IN DE BALANS ZIJN OPGENOMEN :
  9. DEEL IX. RISICO'S VERBONDEN AAN WISSELPOSITIES

 

Inleiding 

Dit advies handelt over de boeking van deviezenverrichtingen en de verwerking van tegoeden, rechten, schulden en verplichtingen in deviezen, in de jaarrekening1 .

De verwerking van de boekhoudkundige staten van in het buitenland gevestigde bijkantoren en centra van werkzaamheden van vennootschappen naar Belgisch recht, in de boekhouding en de jaarrekening van laatstgenoemde, valt evenwel buiten het bestek van dit advies2 . Evenmin wordt ingegaan op de verwerking in de geconsolideerde jaarrekening, van de verrichtingen en van de tegoeden en verplichtingen van in het buitenland gevestigde vennootschappen die in de consolidatie zijn opgenomen. 

De Commissie heeft het inderdaad opportuun geacht om deze aspecten van de hier behandelde problematiek te bestuderen naar aanleiding van de aanpassing van het Belgisch jaarrekeningrecht aan de vereisten van de zevende EEG-richtlijn van 13 juni 1983. 

Over de boekhoudkundige verwerking van deviezenverrichtingen en van tegoeden en verplichtingen in deviezen bestaan er zowel nationaal als internationaal talrijke benaderingen. Inzake de boeking van deviezenverrichtingen en over de wisselresultaten geboekt bij hun afwikkeling, is er een vrij grote eensgezindheid. Over de beginselen die ten grondslag liggen aan de in-resultaatneming of de overdracht van de omrekeningsverschillen vastgesteld aan het einde van het boekjaar, alsook over de verwerking van de langlopende tegoeden en verplichtingen, lopen de meningen evenwel sterk uiteen. 

Krachtens de vierde EEG-richtlijn over de jaarrekening moeten, voor de bedragen die oorspronkelijk in vreemde valuta zijn of waren uitgedrukt, de voor hun omrekening in nationale valuta toegepaste grondslagen in de toelichting worden vermeld3 . De richtlijn bevat echter geen specifieke dwingende bepaling over deze waarderingsgrondslagen noch over de verwerking van de omrekeningsverschillen. In artikel 31 evenwel wordt, onder de algemene beginselen, uitdrukkelijk de regel opgenomen dat winsten slechts mogen worden opgenomen voor zover zij op de balansdatum gerealiseerd zijn. 

In een recente studie (1985) over de omrekening van jaarrekeningen in vreemde valuta's, wijst de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) op de heterogeniteit van de internationaal toegepaste methoden voor de waardering van de monetaire posten en de verwerking van de wisselverliezen en -winsten die daaruit voortvloeien. Een internationale harmonisatie van deze methoden acht zij op dit ogenblik moeilijk te verwezenlijken. 

In talrijke landen werden specifieke normen uitgevaardigd voor de verwerking van deviezen : Canada (Manuel de l'Institut Canadien des Comptables Agréés, Section 1650 "Conversion des comptes en monnaies étrangères); Spanje; Frankrijk (bepalingen in het Franse algemeen rekeningenstelsel over de omrekening van jaarrekeningen); Griekenland (Grieks rekeningenstelsel); Nederland (Raad voor de Jaarverslaggeving - Richtlijn over vreemde valuta's, februari 1986); Portugal (officieel rekeningenstelsel); Verenigde Staten (Financial Accounting Standards Board, norm nr. 52 van december 1981 over "Foreign currency translation"); Verenigd Koninkrijk (Accounting Standards Committee norm nr. 20 over "Foreign currency translation", gepubliceerd in april 1983). 

Een in juli 1983 door het International Accounting Standards Commitee uitgevaardigde norm over de boeking van de weerslag van de wisselkoersschommelingen van vreemde munten handelt eveneens over de verwerking van vreemde valuta's (IAS 21). Deze norm laat evenwel verscheidene alternatieve oplossingen open. 

In haar memorandum van februari 1986 wijst de Groupe d'Etudes des Experts comptables de la CEE op de uiteenlopende zienswijzen terzake tussen de verschillende EEG-Lid-Staten. Zij stelt voor om deze diverse benaderingen naast elkaar te laten bestaan, mits in de toelichting het bedrag wordt vermeld van de omrekeningsverschillen dat, enerzijds, in resultaat wordt genomen en, anderzijds, uitgesteld. Derwijze bekomt men, over de uiteenlopende methodes heen, een gelijkwaardigheid op het vlak van de informatie. 

Zoals door de Regering werd aangestipt in het Verslag aan de Koning dat het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 voorafgaat, heeft zij de Commissie voor Boekhoudkundige Normen belast met het onderzoek van de problematiek inzake deviezenomrekening, met name in het licht van wat zowel in het buitenland als op internationaal vlak zou worden beslist, en haar terzake voorstellen te doen. 

De oplossingen die internationaal worden opgelegd of aanvaard, zijn zeer uiteenlopend. Daarom verkoos de Commissie de Regering voor te stellen niet onmiddellijk normerend op te treden, maar een advies uit te brengen dat achteraf, rekening houdend met de ervaring, met de nodige aanpassingen op grond van de praktijk en de eventuele Europese regels terzake, de grondslag zou kunnen vormen voor een bestuursrechtelijke norm. 

Niettemin moet eraan worden herinnerd dat artikel 36 van het jaarrekeningbesluit de betrokken ondernemingen er thans reeds toe verplicht om in de toelichting, bij de waarderingsregels, informatie te verstrekken over de methoden en grondslagen voor de omrekening van in vreemde valuta uitgedrukte bezittingen, schulden en verplichtingen, alsmede over de methoden voor de omrekening van de financiële staten van bijkantoren of centra van werkzaamheden in het buitenland. Dezelfde informatieverplichting geldt voor de wijze waarop de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta in de jaarrekening worden verwerkt. 

Het spreekt vanzelf dat dit advies geenszins de draagwijdte wijzigt van de informatieverplichting opgelegd in deze bepaling. 

Tijdens de laatste jaren hebben gesofistikeerde verrichtingen, die in het bijzonder tot doel hebben de wisselrisico's op te vangen, een snelle ontwikkeling gekend op de internationale financiële markten. De Commissie is er zich van bewust dat dit advies geen pasklare oplossingen biedt voor de vragen die bij dergelijke verrichtingen kunnen rijzen. Mocht dit wenselijk blijken dan zullen deze verrichtingen in een aanvullend advies worden behandeld, rekening houdend met de opgedane ervaring en met de normen die in het buitenland of op het internationale niveau zouden zijn ontwikkeld. 

Dit advies handelt over de verwerking van deviezenverrichtingen in de boekhouding en van tegoeden en verplichtingen in deviezen in de jaarrekening. De inhoudelijke aspecten van het beheer van de deviezenverrichtingen, van de tegoeden en verplichtingen in deviezen en de daaruit voortvloeiende posities, vallen dus buiten dit bestek. Het handelt evenmin over de vereiste administratieve follow-up van posten in deviezen die dergelijk beheer veronderstelt. Het belang hiervan dient echter wel te worden onderstreept. 

Dit advies sluit aan bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen en richt zich derhalve tot alle ondernemingen waarop de bepalingen van dit besluit rechtstreeks of op grond van een verwijzingsbepaling van toepassing zijn. Hieruit volgt dat het niet bedoeld is om zonder meer van toepassing te worden op de kredietinstellingen. 

Naar het oordeel van de Commissie is dit advies bedoeld om te worden toegepast op de deviezenverrichtingen vanaf het begin van het boekjaar dat ingaat na 31 december 1987. De toepassing van dit advies impliceert evenwel niet dat moet worden teruggekomen op boekingen uit of met betrekking tot voorgaande boekjaren. 

Indien de naleving van dit advies een wijziging meebrengt van de voorheen toegepaste waarderingsregels, wordt hiervan melding gemaakt in de toelichting. Heeft deze wijziging een belangrijke invloed op het vermogen, de financiële positie of op het resultaat van de onderneming, dan dient, met toepassing van artikel 17 van het jaarrekeningbesluit van 8 oktober 1976, deze (geraamde) invloed te worden aangeduid in de toelichting bij de jaarrekening over het boekjaar waarin de gewijzigde waarderingsregels voor het eerst werden toegepast. 

De Commissie heeft talrijke interessante reacties ontvangen op de publikatie van haar adviesontwerp (januari 1987). Als gevolg daarvan werden de teksten op verschillende punten gewijzigd of aangevuld. De Commissie wenst alle personen te danken die met adviezen of suggesties hebben bijgedragen tot de totstandkoming van dit document. 

DEEL I - TERMINOLOGIE - OMSCHRIJVINGEN 

  • Vreemde munt, vreemde valuta of devies (foreign currency) : Elke andere valuta dan de munt waarin de jaarrekening wordt opgemaakt (reporting currency). 
     
  • Monetaire post (monetary item) : De liquide middelen alsmede de posten die betrekking hebben op een bepaalde hoeveelheid te innen of te betalen munteenheden; de andere vermogensbestanddelen zijn niet¬monetaire posten.
     
  • Deviezenverrichting (foreign currency transaction) : Elke verrichting waardoor een in deviezen uitgedrukte monetaire post ontstaat, toeneemt, vermindert of wordt terugbetaald.
     
  • Wisselverrichting (exchange transaction) : Elke verrichting waardoor een vreemde valuta tegen een andere valuta (Belgische frank of vreemde valuta) wordt gekocht of verkocht.
     
  • Wisselkoers (exchange rate) : Prijs waartegen twee valuta's worden of werden uitgewisseld op een bepaald ogenblik op de markt. 
     
    • Gereglementeerde wisselmarkt - vrije wisselmarkt : De wetgeving op de wisselcontrole in de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie is gebaseerd op het bestaan van een dubbele wisselmarkt : de gereglementeerde markt en de vrije markt. 

      De gereglementeerde of officiële wisselmarkt is voorbehouden voor verhandelingen in convertibele valuta's. Alle convertible valuta's uit lopende betalingen, ontvangen uit het buitenland, moeten op de gereglementeerde markt worden afgestaan. De lopende betalingen naar het buitenland moeten eveneens over deze markt geschieden. Alleen op de gereglementeerde markt houdt de Nationale Bank van België de koersschommelingen binnen de limieten vastgesteld onder meer in het kader van het Europees Muntstelsel (EMS). 

      De vrije markt is de sector van de wisselmarkt waar de koersvorming plaatsvindt door de confrontatie tussen het aanbod van vreemde valuta's waarvan de verkoop op de gereglementeerde markt niet is opgelegd (in hoofdzaak de kapitaalinvoer) en de vraag naar vreemde valuta's die niet terecht kan op de gereglementeerde markt (in hoofdzaak de kapitaaluitvoer). De Nationale Bank van België is niet verplicht de koersvorming op deze markt te beïnvloeden. 
       
    • Contantkoers (spot rate) : De op een bepaald ogenblik op de markt geldende wisselkoers voor de wisselverrichtingen die dezelfde dag of op heel korte termijn (naar gelang van de marktgewoonten) worden afgewikkeld. 
       
    • Termijnkoers (forward rate) : De op een bepaald ogenblik op de markt geldende wisselkoers voor de wisselverrichtingen die op een latere afgesproken datum worden afgewikkeld. 
       
    • Wisselverrichtingskoers : Koers waartegen een wisselverrichting effectief werd afgesloten. 
       
    • Koperskoers - verkoperskoers : De geldende wisselkoers respectievelijk bij verkoop (koperskoers) of bij aankoop (verkoperskoers) van deviezen door een onderneming bij een kredietinstelling of door haar bemiddeling. 
       
    • Middenkoers : Het gemiddelde tussen de koperskoers en de verkoperskoers. 
       
    • Slotkoers (closing rate) : De contantwisselkoers op balansdatum of het gemiddelde van de contantwisselkoersen tijdens een beperkte periode aan het einde van een boekjaar. 
       
    • Report - Deport : Het positieve (report) of negatieve (deport) verschil tussen de termijnkoers en de contantkoers. 
       
    • Deviezenomrekening : Het uitdrukken van deviezenverrichtingen en van monetaire posten in deviezen in de boekhouding en in de jaarrekening opgesteld in Belgische franken. 
       
    • Deviezenomrekeningskoers : Koers waartegen deviezenverrichtingen of monetaire posten in deviezen in Belgische franken worden omgerekend. 
       
    • Wisselpositie : Het positieve of negatieve verschil tussen alle in een vreemde valuta uitgedrukte tegoeden en alle in diezelfde valuta uitgedrukte verplichtingen. 

DEEL II - PROBLEEMSTELLING 

In de jaarrekening moeten de in verschillende valuta's uitgedrukte bestanddelen noodzakelijk tot eenzelfde munteenheid worden herleid. 

In de meeste landen moet de jaarrekening van de ondernemingen in de nationale munt worden opgemaakt. Dit voorschrift vindt men ook in artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976, ingevoegd bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 september 1983. 

Krachtens artikel 7 van de wet van 17 juli 1975 en artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 vloeit de jaarrekening rechtstreeks voort uit de rekeningen nadat ze in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris. Daaruit volgt dat de boekhouding - of althans de boekhoudkundige synthesestaten - ook in Belgische franken moeten worden opgesteld. 

Zulks impliceert dat op een bepaald ogenblik de deviezenverrichtingen in Belgische franken moeten worden omgerekend. De daaruit voortvloeiende vermogensbestanddelen (activa, passiva, opbrengsten, kosten, rechten en verplichtingen) worden bijgevolg in de synthesestaten tegen de gekozen omrekeningskoers opgenomen. 

Tussen partijen wijzigt deze omrekening evenwel niets aan de tegoeden en verplichtingen die uit deze vorderingen en schulden voortvloeien. Het blijven vorderingen en schulden uitgedrukt in deviezen die in de regel de weerslag blijven ondervinden van de waardeschommelingen van de betrokken valuta ten opzichte van de oorspronkelijke omrekeningskoers. 

Aangezien er voor de verschillende valuta's geen vaste onderlinge wisselverhouding bestaat en de koers dagelijks schommelt : 

  1. zal de onderneming meestal meer of minder BEF ontvangen ter betaling van haar vordering in deviezen of uitgeven ter aanzuivering van haar schuld in deviezen, dan het bedrag in Belgische franken uit de oorspronkelijke omrekening van de betrokken bedragen in deviezen; op dat ogenblik ontstaat een "wisselresultaat"; 
  2. zal op balansdatum of op elke andere datum, de marktkoers meestal verschillen van de koers(en) waartegen de niet-gesaldeerde monetaire posten in deviezen - oorspronkelijk of later - in de boekhouding van de onderneming in Belgische franken werden omgerekend. Wordt dit verschil in de jaarrekening uitgedrukt, dan vloeit daaruit een "omrekeningsverschil" voort. 

Als gevolg daarvan rijzen de volgende vragen : 

  1. Hoe moeten deviezenverrichtingen worden geboekt en op welke grondslag omgerekend in Belgische franken bij hun verwerking in de boekhouding in Belgische franken ? 
  2. Hoe moeten wisselverrichtingen worden geboekt ? 
  3. Hoe moeten de wisselresultaten uit de betaling van monetaire posten in vreemde valuta's in de boekhouding worden verwerkt ? 
  4. Hoe moeten in de jaarrekening de tegoeden en de verplichtingen in vreemde valuta's worden gewaardeerd en hoe moeten de omrekeningsverschillen die daaruit voortvloeien in deze jaarrekening worden verwerkt ? 

Vele deviezen- of wisselverrichtingen zijn onderling verbonden of afgesloten om te vermijden dat een onderneming een wisselrisico zou lopen of maken deel uit van een algemeen beleid met betrekking tot de wisselrisico's en de wisselposities. Daarom mogen de monetaire posten in vreemde valuta's - zowel in de jaarrekening als bedrijfseconomisch - niet afzonderlijk worden beschouwd. 

De boekhoudkundige verwerking van verrichtingen moet immers zoveel mogelijk met hun bedrijfseconomische betekenis rekening houden wil men onverantwoorde distorsies in de jaarrekening vermijden. In dit advies worden de verrichtingen en de tegoeden en verplichtingen in vreemde valuta's daarom eerst afzonderlijk beschouwd en daarna in het raam van de dekkingsverrichtingen en het wisselrisicobeheer. 

Naast de bovenvermelde algemene aspecten rijzen meer specifieke problemen, zoals de middellange-en langetermijnleningen in vreemde valuta's, zoals de gevallen waarin niet-monetaire bestanddelen in aanmerking moeten worden genomen voor de verwerking van de monetaire posten waarop ze betrekking hebben en de gevallen waarin met het risico verbonden aan een bestaande wisselpositie rekening moet worden gehouden. 

DEEL III - BOEKING VAN DEVIEZENVERRICHTINGEN4

ALGEMEEN 

Een deviezenverrichting is, zoals gezegd, een verrichting waaruit een tegoed of een verplichting in een vreemde valuta voortvloeit of waardoor zo'n tegoed of verplichting wordt terugbetaald of verminderd.

Voorbeelden

  • Aankoop van goederen of vaste activa, betaalbaar in vreemde valuta's. 
  • Verkoop van goederen of diensten, betaalbaar in vreemde valuta's. 
  • Aangaan van een lening, terugbetaalbaar in vreemde valuta's. 
  • Terugbetaling van een schuld uitgedrukt in vreemde valuta's; inning van een vordering uitgedrukt in vreemde valuta's. 
  • Toerekening van een interestprorata met betrekking tot vorderingen of schulden in vreemde valuta's. 
  • Vaststelling van een waardevermindering op een vordering in vreemde valuta's. 

Aangezien de boekhoudkundige synthesestaten in Belgische franken moeten worden opgemaakt, moet een onderneming elke deviezenverrichting die zij uitvoert, omrekenen in Belgische franken. 

Deze omrekening van vreemde valuta's om deviezenverrichtingen in Belgische franken te boeken, vormt evenwel geen effectieve verrichting. De vordering of de schuld uit de verrichting blijft uitgedrukt in vreemde valuta's. Hierin onderscheidt deze omrekening zich duidelijk van wisselverrichtingen, die resulteren in de effectieve uitwisseling van een valuta tegen een andere. 

Deze omrekening kan hetzij voor elke verrichting afzonderlijk of per groep (boeking in Belgische franken) gebeuren, hetzij op geregelde tijdstippen, in de synthesestaten (vreemde-valuta-boekhouding). 

  1. Wordt in Belgische franken geboekt, dan resulteert elke verrichting of groep van verrichtingen in een boeking van bedragen in Belgische franken. 

    Zo zal een aankoop van handelsgoederen voor 1 000 USD als volgt worden geboekt (tegen een wisselkoers van 41 BEF voor 1 USD)5  : 
    604 Aankoop van handelsgoederen 41.000  
      aan 441 Te betalen wissels6   41.000
  2. Wanneer de verrichtingen van een onderneming essentieel of grotendeels bestaan uit verrichtingen in een andere munt dan de Belgische frank, dan kan het nuttig zijn een afzonderlijke boekhouding te voeren voor alle verrichtingen in die munt. 

    De oorspronkelijke boeking in één of meer vreemde valuta's van alle of sommige verrichtingen is niet strijdig met het beginsel dat de jaarrekening in Belgische franken moet worden opgemaakt. In dit geval gebeurt de omrekening in Belgische franken periodiek, in de syntheserubrieken, op het ogenblik van de centralisatie. 

DE OMREKENINGSKOERS 

Als omrekeningskoers moet de contantwisselkoers worden toegepast. Al bestaan er onderscheiden markten en koersen voor vreemde valuta's op termijn (één maand, drie maanden, zes maanden), is het in principe7  niet aan te bevelen de termijnkoers van de valuta te gebruiken voor de omrekening van deviezenverrichtingen, zelfs niet voor vorderingen en schulden die op overeenstemmende termijnen moeten worden betaald; het verschil tussen de termijnkoers en de contantkoers (report of deport) stemt immers voornamelijk overeen met een renteverschil dat tot uiting komt als een financieel resultaat8 ; in industriële en handelsondernemingen is het niet gebruikelijk bij de waardering van vorderingen en schulden op korte termijn met een rentedisconto rekening te houden. 

Als wisselkoers moet de wisselkoers op de officiële markt of op de vrije markt worden toegepast, naar gelang van de markt waarop de betaling moet geschieden krachtens de wisselreglementering. 

In principe wordt de "koperskoers" toegepast voor verrichtingen die resulteren in een vordering in vreemde valuta en de "verkoperskoers" voor verrichtingen die resulteren in een schuld in vreemde valuta. Er is evenwel geen bezwaar om voor beide de middenkoers te gebruiken. 

De wisselkoers die als omrekeningskoers moet worden gebruikt is in beginsel de koers van de dag van de verrichting, met andere woorden, de dag waarop de hieruit resulterende vordering of schuld in vreemde valuta is ontstaan. Deze dag is echter niet altijd duidelijk bepaalbaar. 

In de praktijk wordt dan ook meestal, wanneer in Belgische frank wordt geboekt, als omrekeningskoers de wisselkoers genomen van de dag waarop de deviezenverrichting wordt geboekt (of de koers van de voorafgaande werkdag). Rekening houdend met de wettelijke verplichting om de verrichtingen zonder uitstel ... en naar tijdsorde in te schrijven9  wordt deze koers representatief geacht voor de koers van de dag van de verrichting. Bij een boeking in vreemde valuta wordt het gemiddelde van de koersen tijdens de betrokken periode of de koers op het ogenblik van de omrekening in Belgische franken meestal geacht representatief te zijn voor de koers van de dag van de verrichting. 

Het bestuursorgaan kan evenwel redenen van bruikbaarheid en vergelijkbaarheid inroepen om andere omrekeningsmethodes te gebruiken, zolang zij de hierboven omschreven omrekeningskoers maar benaderen. Anders zou dit tot distorsies leiden in de rekeningen, onder meer door overdrachten van een rubriek naar een andere of door transfers van balansrekeningen naar resultatenrekeningen. 

Als alternatieve omrekeningsmethodes heeft men onder andere : 

  • het gemiddelde van de koersen voor de betrokken valuta op de contantmarkt tijdens een voorgaande periode (week, maand); 
  • de afgeronde contantwisselkoers; 
  • een vaste of standaardwisselkoers gekozen door de onderneming; 
  • de wisselkoers voor de B.T.W.-heffing bij invoer. 

VERRICHTINGEN WAARUIT MONETAIRE POSTEN IN DEVIEZEN ONTSTAAN 

Niet-monetaire activa (en passiva) 

Voor niet-monetaire activa (en passiva) waarvan de verwerving gepaard ging met een deviezenverrichting (bij voorbeeld voorraden, onroerende goederen of deelnemingen waarvan de aanschaffingsprijs in vreemde valuta is uitgedrukt) is de aanschaffingswaarde waartegen zij worden en blijven geboekt, de aanschaffingswaarde in Belgische franken, die bekomen wordt door op de prijs in vreemde valuta de omrekeningskoers toe te passen gekozen overeenkomstig B hierboven. 

De aanschaffingswaarde van deze activa wordt - in principe - niet beïnvloed door het latere koersverloop van de munt waarin de aankoopschuld is uitgedrukt noch door de werkelijke koers waartegen de schuld op vervaldag wordt aangezuiverd. Het is inderdaad zo dat het koersverloop van de valuta waarin de aankoopschuld is uitgedrukt, na boeking van de verrichting, volledig los staat van de bepaling van de aanschaffingswaarde van deze niet-monetaire activa. 

Op grond van de aldus vastgestelde aanschaffingswaarde in Belgische franken worden voor afschrijfbare vaste activa de afschrijvingen berekend. Op grond van deze waarde worden ook eventuele waardeverminderingen en herwaarderingen geboekt. Op grond van diezelfde waarde wordt, voor de voorraden, in voorkomend geval de regel toegepast van waardering tegen lagere marktwaarde of moeten zonodig waardeverminderingen ten opzichte van deze laatste worden gevormd of teruggenomen. 

Monetaire activa en passiva 

Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden ook aanvankelijk in Belgische franken geboekt, na toepassing van de omrekeningskoers van de dag van de verrichting volgens de door de onderneming gekozen modaliteiten. 

In het bovenvermelde voorbeeld (aankoop van goederen, betaalbaar in USD) zal een schuld ten opzichte van de leverancier ten belope van 41.000 BEF worden geboekt. 

Zo ook wanneer beide bestanddelen van de verrichting monetaire posten in vreemde valuta zijn. Als een onderneming 10 000 NLG bij een bank leent op drie maanden om haar liquide middelen in NLG te verhogen wordt de verrichting als volgt geboekt (tegen een NLG omrekeningskoers van 18,50 BEF) : 

55 Bank NLG 185.000   
  aan 430 .Kredietinstelling vaste termijnrekening in NLG   185.000

Alhoewel voor hun boeking omgerekend in Belgische franken, blijven deze monetaire activa en passiva niettemin in vreemde valuta uitgedrukt; hun tegenwaarde in Belgische franken ondergaat de koersschommelingen van de valuta waarin ze zijn uitgedrukt ten opzichte van de Belgische frank. Die schommelingen leiden tot "wisselresultaten" of "omrekeningsverschillen" die in de jaarrekening zullen moeten worden opgenomen. 

De boekhoudkundige en administratieve organisatie moet derhalve zo worden ingericht dat niet alleen de tegenwaarde in Belgische franken van de verrichting in vreemde valuta wordt geboekt maar ook de follow-up wordt verzekerd van het hierbij betrokken bedrag in vreemde valuta. 

Tegelijk met de boekhouding in Belgische franken van de tegoeden en verplichtingen in deviezen moeten derhalve hetzij overeenstemmende rekeningen in de betrokken munt worden gevoerd, hetzij een permanente inventaris worden bijgehouden, waaruit per hoofdrubriek zowel het bedrag aan te ontvangen als aan te betalen of te leveren vreemde valuta's blijkt. 

BETALING VAN SCHULDEN EN INNING VAN VORDERINGEN IN VREEMDE VALUTA'S 

Een schuld in vreemde valuta wordt meestal betaald of een vordering in vreemde valuta geïnd tegen een koers die verschilt van de koers waartegen de schuld of de vordering is geboekt. Dit verschil vloeit voort uit het wisselkoersverloop tussen de dag van de oorspronkelijke of latere omrekening en de dag waarop de vordering of de schuld wordt betaald. Hieruit vloeit dan ook een te boeken resultaat voort. 

Omrekeningskoers 

In dit opzicht zijn twee onderscheiden gevallen mogelijk. 

De betaling van de schuld of de inning van de vordering in vreemde valuta gaat gepaard met een wisselverrichting die daarmee rechtstreeks verbonden is.

Voorbeeld
Een onderneming moet een wissel van 1 000 USD betalen, geboekt ten belope van 41 000 BEF (1 USD = 41 BEF) en een vordering innen van 2 500 NLG, geboekt tegen 46 250 BEF (1 NLG = 18,50 BEF). Zij geeft haar bank opdracht om de wissel te betalen en de vordering te innen via haar zichtrekening in BEF. (De door de bank aangerekende wisselkoers beloopt 40,50 BEF voor 1 NLG10 ).

Boekingen:

441 Te betalen wissel USD 41.000  
  aan 55 Bank BEF   40.500
  aan 754 Wisselresultaat    500
55 Bank BEF 46.125  
654 Wisselresultaat 125  
  aan 40 Handelsdebiteuren NLG   46.250
De betaling van de schuld of de inning van de vordering gaat niet gepaard met een wisselverrichting die daarmee rechtstreeks is verbonden. 

Dat betekent dat de onderneming ter betaling van haar vordering in vreemde valuta een ander tegoed in diezelfde valuta ontvangt (normaal gezien een tegoed in deviezenrekening "Bank") of dat ze een ander tegoed dat ze in diezelfde valuta bezit, bestemt tot betaling van haar schuld in vreemde valuta (normaal gezien een tegoed of een kredietopening op deviezenrekening "Bank").

In dit geval wordt de betaling van de schuld of de inning van de vordering als een deviezenverrichting beschouwd. Ze zal in Belgische franken worden geboekt tegen de geldende omrekeningskoers11 . Uit deze omrekening zal eventueel een "wisselresultaat" voortvloeien. 

In hogervermeld voorbeeld zal als volgt worden geboekt (omrekeningskoers 40,80 BEF voor 1 USD en 18,30 BEF voor 1 NLG) :

441 Te betalen wissel USD 41.000  
  aan 55 Bank USD   40.800
  aan 754 Wisselresultaat   200
55 Bank NLG     45.750   
654 Wisselresultaat     500   
  aan 40 Handelsdebiteuren NLG   46.250 

Bij gedeeltelijke betaling van een vordering of van een schuld die ontstaan is uit meerdere, tegen verschillende koersen omgerekende deviezenverrichtingen worden het uitstaande saldo in BEF en het wisselresultaat berekend op basis van de toerekeningsregels die de onderneming daarvoor vaststelt. 

Boeking van wisselresultaten 

Wisselresultaten worden per verrichting in de financiële resultaten opgenomen, naar gelang van het geval, in rekening 654 of 754. 
Niettemin kunnen de ondernemingen ook opteren om hetzij per valuta, hetzij voor alle valuta's zonder onderscheid, één rekening Wisselresultaat te openen waarbij aan debetzijde de negatieve verschillen en aan creditzijde de positieve verschillen worden geboekt, met - naar gelang van het saldo - nummer 654 of 754, ofwel beide rekeningen te openen en de betrokken saldi samen te voegen in de jaarrekening.

Het koninklijk besluit tot bepaling van de minimumindeling van een algemeen rekeningstelsel biedt de ondernemingen de mogelijkheid om wisselresultaten te boeken in andere posten van de resultatenrekening dan onder de rubrieken die betrekking hebben op de Financiële kosten en de Financiële opbrengsten (rekeningen 654 en 754), wanneer deze resultaten specifiek slaan op deze andere posten van de resultatenrekening (noot 27). 

Deze mogelijkheid vloeit voort uit de veronderstelling dat een boeking tegen de oorspronkelijke omrekeningskoers een voorlopig karakter zou hebben en later terecht zou mogen worden vervangen door de werkelijke koers voor de betaling van de vordering of de schuld die overeenstemt met de betrokken opbrengst of kost. Bij nader inzien is het gebruik van deze mogelijkheid niet aan te bevelen, althans niet als algemene regel. Inderdaad, ofwel is het verschil te wijten aan de wisselkoersevolutie tussen de datum van de verrichting en de datum van de betaling van de hieruit voortvloeiende vordering of schuld. In zo'n geval zou het gebruik van deze mogelijkheid tot gevolg hebben dat een (financieel) wisselresultaat wordt omgevormd tot een andersoortig resultaat. Ofwel is het verschil toe te schrijven aan de gekozen oorspronkelijke omrekeningskoers - bijvoorbeeld, een standaardkoers die te sterk afwijkt van de werkelijke koers - en dan is het eigenlijk op het vlak van die keuze dat een correctie zich opdringt. 

WAARDEVERMINDERINGEN OP MONETAIRE ACTIVA IN DEVIEZEN EN REGULARISERING VAN MONETAIRE POSTEN IN DEVIEZEN 

Waardeverminderingen op monetaire activa in deviezen 

Waardeverminderingen op monetaire activa in deviezen worden niet omgerekend tegen de omrekeningskoers op de datum waarop de waardevermindering wordt vastgesteld, maar wel tegen de omrekeningskoers waartegen het betrokken monetair actief oorspronkelijk werd geboekt. Hetzelfde geldt wanneer geboekte waardeverminderingen achteraf worden teruggenomen. 

Over te dragen (overgedragen) resultaten - Prorata's 

Ingeval kosten of opbrengsten in deviezen via de rekeningen 490 en 493 naar het volgende boekjaar worden overgedragen om ze te verbinden aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben, dient zulks te geschieden tegen de omrekeningskoers die oorspronkelijk werd toegepast voor de omrekening van deze kosten of opbrengsten. Wanneer deze overgedragen resultaten opnieuw worden opgenomen in de resultaten van het volgende boekjaar, dan geschiedt zulks tegen dezelfde omrekeningskoers. 

Verkregen opbrengsten (rekening 491) en toe te rekenen kosten (rekening 492) worden omgerekend tegen de geldende omrekeningskoers op de datum van hun boeking. Hun in-resultaat-neming tijdens het volgende boekjaar geschiedt tegen dezelfde omrekeningskoers. 

DEEL IV - BOEKING VAN WISSELVERRICHTINGEN

In tegenstelling tot verrichtingen in vreemde valuta's die, voor hun boeking en verwerking in de jaarrekening, in Belgische franken worden omgerekend, zijn wisselverrichtingen werkelijke verrichtingen met derden die tegen een bepaalde prijs worden gesloten. Deze verrichtingen en verhoudingen met derden moeten tegen de werkelijke prijs van de wisselverrichting in de boekhouding worden opgenomen. 

CONTANTWISSELVERRICHTINGEN 

Wisselverrichtingen vreemde valuta's tegen Belgische franken 

Op grond van hogervermeld beginsel moet een aankoopverrichting van valuta's tegen Belgische franken of verkoop van valuta's tegen Belgische franken, wat het aantal ontvangen (te ontvangen) of betaalde (te betalen) Belgische franken betreft, tegen de werkelijke koers van de wisselverrichting worden geboekt.

Voor de waardering in Belgische franken van gekochte valuta's (aankoopverrichting) of verkochte valuta's (verkoopverrichting) zijn er twee benaderingen. 

Een eerste benadering bestaat erin de valuta's gekocht ter uitvoering van een wisselverrichting te boeken tegen aanschaffingswaarde (werkelijke wisselkoers) en de valuta's verkocht ter uitvoering van een wisselverrichting uit te boeken tegen hun boekwaarde bepaald op basis van de toerekeningsregels die de onderneming daarvoor vaststelt. Met deze eerste methode leiden deviezenaankoopverrichtingen nooit tot een resultaat; verkoopverrichtingen leveren normaal gesproken een wisselresultaat op dat als dusdanig moet worden geboekt. 

Voorbeeld

Aankoop van 1 000 USD tegen 40 900 BEF (1 USD = 40,90 BEF). 

Boeking

55 Bank USD 40.900  
  aan 55 Bank BEF   40.900

De boeking geschiedt tegen de werkelijke wisselkoers van de wisselverrichting en niet tegen de geldende omrekeningskoers voor deviezenverrichtingen, overeenkomstig Deel III, B. 

Een tweede benadering bestaat erin vermeerderingen of verminderingen van tegoeden of schulden in vreemde valuta's als gevolg van de wisselverrichting, te beschouwen als "deviezenverrichting" zoals bedoeld in voorgaand deel; met deze methode horen omwille van de coherentie in de verwerking van de deviezenverrichtingen in hun geheel, de deviezeninkomsten en -uitgaven ingevolge wisselverrichtingen, in Belgische frank te worden geboekt tegen de geldende omrekeningskoers. Inzover de omrekeningskoers afwijkt van de werkelijke koers van de verrichting (wat meestal het geval zal zijn), moet bij toepassing van deze methode een wisselresultaat worden geboekt zowel voor deviezenaankoopverrichtingen als voor deviezenverkoopverrichtingen.

In voornoemd voorbeeld is de boeking als volgt, tegen een omrekeningskoers van 41,10 BEF voor 1 USD : 

55 Bank USA 41.100  
  aan 55 Bank BEF   40.900
    754 Wisselresultaat   200

De boeking geschiedt tegen de geldende omrekeningskoers en levert een wisselresultaat op. 

Ene en andere methode zijn toelaatbaar. Hun uiteenlopende weerslag verzwakt en verdwijnt zelfs volledig ingevolge de herschatting van tegoeden en verplichtingen aan het einde van het jaar en de verwerking van de omrekeningsverschillen op liquide middelen zoals gezegd in navolgend deel VIII. (punt F). De onderneming zelf hoort tussen beide mogelijke methodes een keuze te maken. 

Verrichtingen deviezen tegen deviezen 

Bij contantwisselverrichtingen "deviezen tegen deviezen" - dus zonder gebruik van Belgische frank -moet het respectieve bedrag van elke valuta in Belgische franken worden geboekt, tegen de geldende omrekeningskoers; alleen de tweede hierboven beschreven methode is mogelijk. 

Als de tegenwaarde in BEF tegen de geldende omrekeningskoers niet dezelfde is voor de gekochte en de verkochte valuta's, bekomt men een wisselresultaat dat als dusdanig moet worden geboekt. 

Voorbeeld
Aankoop van 10.000 USD tegen 22.080 NLG 
Omrekeningskoers 1 USD = 40,54 BEF 1 NLG = 18,425 BEF

10000 x 40,54 = 405.400 BEF
22.080 x 18,425 = 406.824 BEF

Boeking :

55 Bank USD 405.400  
654 Wisselresultaat 1.424  
  aan 55 Bank    406.824

 

TERMIJNWISSELVERRICHTINGEN 

Termijnwisselverrichtingen zijn vaststaande aankopen en verkopen van deviezen, waarvan de uitvoering wordt uitgesteld; de meest gebruikelijke termijnen waarvoor een notering bestaat zijn één, twee, drie en zes maanden. 

In dit deel wordt de boekhoudkundige verwerking van termijnwisselverrichtingen behandeld die geen specifieke dekkingsverrichtingen zijn. Daarvoor wordt verwezen naar Deel VI. 

Krachtens het koninklijk besluit van 12 september 1983 over het algemeen rekeningsentelsel worden de termijnwisselverrichtingen geboekt onder de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen, inzonderheid in volgende rubrieken : 

064 Op termijn gekochte deviezen - te ontvangen
  aan 065 Crediteuren wegens op termijn gekochte deviezen 

 

066 Debiteuren wegens op termijn verkochte deviezen
  aan 067 Op termijn verkochte deviezen - te leveren 

De notering van de termijnwisselkoers wordt uitgedrukt door een verschil ten opzichte van de contantkoers op dezelfde datum; de termijnkoers is de contantkoers waaraan het report wordt toegevoegd of waarvan het deport wordt afgetrokken. 

In principe stemmen het report en het deport overeen met een renteverschil op de belegging van eenzelfde kapitaal tegen de marktrentevoet in beide betrokken munten en voor een overeenstemmende termijn. De arbitrage leidt ertoe deze gelijkheid de facto te benaderen. Een onderneming kan immers, in de plaats van een termijnverrichting steeds een contantwisselverrichting uitvoeren, gekoppeld aan een lening in één munt en aan een belegging in de andere munt. 

Zo is een termijncontract waarbij USD worden gekocht, te vergelijken met een contante aankoop van USD gefinancierd met een lening in BEF waarbij vervolgens de gekochte USD worden belegd. Voor een lening in BEF zal rente moeten worden betaald tegen het tarief van de markt voor de Belgische frank, terwijl voor het deposito rente tegen het tarief van de markt voor de Amerikaanse dollar zal worden ontvangen. In de termijnkoers van de USD vertegenwoordigt het report of het deport in beginsel het verschil tussen de te betalen en te ontvangen rente. 

Hieruit volgt dat in de termijnkoers - overigens in overeenstemming met de noteringsmodaliteiten - twee bestanddelen moeten worden onderscheiden : 

  • enerzijds, de contantkoers die als referentie geldt; 
  • anderzijds, het report of het deport, dat als renteverschil verworven wordt pro rata temporis vanaf de datum waarop de termijnverrichting wordt afgesloten tot aan haar afwikkeling.

Het onderscheid in de toegepaste termijnkoers tussen de contantkoers en het report/deport is, ten aanzien van de resultaatbepaling, evenwel slechts relevant voor verrichtingen met vervaldagen die niet in hetzelfde boekjaar vallen. 

Gelet daarop kunnen twee boekingswijzen worden toegepast. 

VEREENVOUDIGE BOEKINGSWIJZE 

De termijnwisselverrichting wordt bij het sluiten van de overeenkomst in de rekeningen van de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen geboekt tegen de koers van de termijnverrichting. Het prorata van het report/deport wordt slechts op balansdatum, voor de op dat ogenblik nog lopende verrichtingen, in de balansrekeningen opgevoerd. 

Voorbeeld

  • Aankoop van 1.000.000 FRF op 3 maanden 
  • Contantkoers : verkoper 6,318 
  • Termijnkoers : 3 maand : verkoper Report/Deport D 0,023 koers 6,295 
Het contract verstrijkt tijdens hetzelfde boekjaar 

Afsluiting van de termijnverrichting

064 Op termijn gekochte FRF-te ontvangen (tegen termijnkoers)  6.295.000  
  aan 065 Crediteuren (BEF) wegens op termijn gekochte FRF (tegen termijnkoers)    6.295.000 FRF

Op de vervaldag :
Zoals voor contantverrichtingen zijn twee hypothesen mogelijk : 

  • De gekochte of verkochte deviezen worden geboekt tegen de koers van de termijnverrichting. In dit geval wordt geen resultaat geboekt bij wijze van report/deport. 

Boeking

55 Bank FRF 6.295.000  
  aan 55 Bank BEF   6.295.000
  • De gekochte of verkochte deviezen worden geboekt tegen de omrekeningskoers op de dag van de afwikkeling van de termijnverrichting. 

Boeking : (indien omrekeningskoers 6,348 BEF)

55 Bank FRF 6.348.000  
  aan 55 Bank BEF    6.295.000
    754 Wisselresultaat    53.000

Bovendien wordt de boeking onder de verplichtingen (O-rekeningen) tegengeboekt. 

HET CONTRACT VERSTRIJKT NIET IN HETZELFDE BOEKJAAR : 

In dit geval moet het aan het einde van het boekjaar gelopen prorata van het report/deport in resultaat worden genomen en moeten de te ontvangen of te leveren deviezen12  worden herberekend tegen slotomrekeningskoers. 

Voor de inventarisboekingen aan het einde van het boekjaar moet de onderneming dan ook een spoor bewaren van beide bestanddelen van de termijnkoers op grond waarvan de termijnverrichting is gesloten. 

Het gelopen prorata van het report/deport wordt via dit soort boeking in resultaat genomen : 

414 Te ontvangen opbrengsten
  aan 756 Diverse financiële opbrengsten

Het volgende boekjaar wordt dit tegengeboekt. 

Om redenen van vereenvoudiging kan ook het onderscheid tussen beide bestanddelen van de koers van de termijnverrichting niet in aanmerking worden genomen, wanneer de koers waartegen de termijnverrichting wordt gesloten nauwelijks verschilt van de contantkoers van diezelfde dag. In dat geval hoeft voor het einde van het boekjaar lopende verrichtingen het report/deport niet afzonderlijk te worden geboekt. Bij de inventaris wordt dan de termijnkoers voor de te ontvangen of te leveren deviezen vergeleken met de slotkoers die een contantkoers is. Dit gebrek aan samenhang is slechts aanvaardbaar in zover de weerslag ervan beperkt blijft.

EXHAUSTIEVE BOEKINGSWIJZE 

Wanneer de hiervoor beschreven vereenvoudigde boekingswijze niet passend is voor de aard en de omvang van het bedrijf van de onderneming13  dient zij de volgende werkwijze toe te passen waarbij de termijnwisselverrichtingen zonder risico voor distorsie en op een volledig coherente wijze worden verwerkt. 

In deze boekingswijze zal een termijnwisselverrichting, gezien de twee bestanddelen van de termijnkoers, twee boekingen tot gevolg hebben14

  • een boeking met betrekking tot de eigenlijke wisselverrichting, in de rekeningen 064 tot 067 tegen de contantkoers op de dag van de verrichting; 
  • een boeking met betrekking tot het report/deport, in de balansrekeningen. 

Met deze twee boekingen kan, enerzijds, het report of het deport prorata temporis in resultaat worden genomen en, anderzijds, de koers waartegen de wisselverrichting werd geboekt met de slotkoers worden vergeleken, aan het einde van het boekjaar15 . Hierna volgt een voorbeeld ter verduidelijking. 

Voorbeeld

  • Aankoop van 1.000.000 FRF op 3 maanden 
  • Contantkoers : verkoper 6,318 
  • Termijnkoers : 3 maand : verkoper Report/deport D 0,023 koers 6,295 
Boeking bij de afsluiting van de termijnverrichting  
064

Op termijn gekochte FRF
-te ontvangen (tegen contantkoers) 

6.318.000   
  aan 065 Crediteuren (BEF)
wegens op termijn gekochte FRF (tegen contantkoers) 
  6.318.000
414 Te innen opbrengsten (deport) 23.000   
  aan 756 Diverse financiële opbrengsten   23.00016
Proratering van het report/deport aan het einde van het boekjaar : 

Het niet gelopen pro rata van report of deport wordt uitgesteld via de overlopende rekeningen. Indien bij veronderstelling één maand verloopt tussen de datum van afsluiting van de termijnverrichting en het einde van het boekjaar wordt als volgt geboekt : 

756 Diverse financiële opbrengsten 15.334   
  aan 493 Over te dragen opbrengsten (deport)17     15.33418

Het volgende boekjaar worden de overgedragen opbrengsten uit het voorgaande boekjaar pro rata temporis als volgt in resultaat genomen :
493  Over te dragen opbrengsten
aan  756  Diverse financiële opbrengsten 

Afwikkeling van de verrichting :

Bij de afwikkeling van de verrichting worden de gekochte of geleverde deviezen in Belgische franken omgerekend volgens de geldende modaliteiten voor de omrekening van contant gekochte of geleverde deviezen.

Zoals in laatstgenoemd geval zijn ook hier twee benaderingen mogelijk : 

  • De gekochte of verkochte deviezen worden geboekt tegen de in de koers van de termijnverrichting begrepen contantkoers.

In dit geval wordt slechts een resultaat uitgedrukt ten belope van het (geprorateerde) report/deport. In voornoemd voorbeeld is de boeking als volgt : 

493 Over te dragen opbrengsten 15.334  
55 Bank FRF 6.318.000  
  aan 414 Te innen ontvangsten   23.000
    55 Bank FRF   6.295.000 
    756 Diverse financiële opbrengsten   15.334
  • De gekochte of verkochte deviezen worden geboekt tegen de geldende omrekeningskoers op de dag van de afwikkeling van de termijnverrichting. In dit geval wordt het verschil tussen deze omrekeningskoers en de in de koers van de termijnverrichting begrepen contantkoers, als wisselresultaat uitgedrukt. 

In voornoemd voorbeeld is de boeking als volgt, tegen een omrekeningskoers voor de FRF van 6,278 BEF : 

493 Over te dragen opbrengsten 15.334   
55 Bank FRF 6.278.000   
654 Wisselresultaat 40.000   
  aan 414 Te innen opbrengsten   23.000 
    55 Bank BEF   6.295.000 
    756 Diverse financiële opbrengsten    15.334

In de rekeningen voor niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen worden de verrichtingen tegelijkertijd als volgt tegengeboekt : 

065 Crediteuren (BEF) wegens op termijn gekochte FRF  6.318.000   
  aan 064 Op termijn gekochte FRF - te ontvangen    6.318.000 

Vaak gebeurt het dat bij het afsluiten van een termijnwisselverrichting, in de overeengekomen of toegepaste koers geen onderscheid wordt gemaakt tussen de twee bestanddelen van de termijnkoers. In dit geval hoort de onderneming zelf dit onderscheid te maken. Rekening houdend met de grotere variabiliteit van de contantkoers dan van het report/deport, is het in dit geval raadzaam uit te gaan van het report/deport-bedrag zoals dit voortvloeit uit de noteringen en dit af te trekken van (op te tellen bij) de toegepaste koers om de contantkoers te bekomen.

DEEL V. WISSELRISICO EN WISSELRISICODEKKING

WISSELRISICO 

Bezit een onderneming een monetair actief uitgedrukt in een vreemde munt, dan wordt de tegenwaarde van dit actief in Belgische frank beïnvloed door het koersverloop van de betrokken munt, uitgedrukt in Belgische franken. Stijgt de koers van die munt tegenover de Belgische frank, dan stijgt de tegenwaarde in Belgische franken van dat actief, waardoor een potentiële "winst" ontstaat; als de koers van die munt daalt ten opzichte van de Belgische frank, daalt de tegenwaarde in Belgische franken van dat actief, waardoor een potentieel "verlies" ontstaat. Het omgekeerde doet zich voor in geval van schuldvorming in deviezen. In elk van die gevallen loopt de onderneming een wisselrisico op die munt door haar "positie" tegenover die munt. 

Bezit een onderneming tegelijkertijd tegoeden en verplichtingen uitgedrukt in dezelfde munt en stemt het bedrag in deviezen van de in die munt uitgedrukte tegoeden overeen met het bedrag van de verplichtingen in die munt, dan wordt de tegenwaarde in Belgische franken van de tegoeden enerzijds en de verplichtingen anderzijds, wanneer men ze afzonderlijk beschouwt, beïnvloed door het koersverloop van de betrokken munt, zonder enige weerslag evenwel op het netto- vermogen. In dit geval loopt de onderneming geen risico. Zij bezit geen positie of een nulpositie op de betrokken munt19

Is daarentegen het in deviezen uitgedrukte bedrag van de tegoeden in die valuta hoger of lager dan het bedrag van de verplichtingen in die valuta, dan heeft het koersverloop van de valuta een negatieve of positieve invloed - naar verhouding van het verschil - op het netto- vermogen van de onderneming. In dit geval heeft ze een wisselpositie : een "hausse-positie", als de tegoeden in die valuta groter zijn dan de verplichtingen in die valuta; een "baisse-positie" in het tegenovergestelde geval. 

WISSELRISICODEKKING 

Heeft een onderneming een positie op een vreemde valuta, dan kan zij het verliesrisico dekken verbonden aan de voor haar ongunstige waardeschommelingen van de betrokken munt ten opzichte van de Belgische frank tussen de datum van de transactie en de datum van betaling van de in deze munt uitgedrukte vordering of schuld. Zo'n dekking geschiedt via een deviezenverrichting, waardoor een monetaire post ontstaat die in omgekeerde richting de weerslag ondergaat van een wisselkoersschommeling. Via een verrichting waardoor een monetaire post ontstaat met een tegengesteld teken, neutraliseert de onderneming de weerslag van een wisselkoersschommeling. Door een mogelijk wisselkoersverlies te vermijden maakt zij het evenwel tegelijkertijd onmogelijk een wisselwinst te realiseren. 

De instabiliteit die de wisselmarkten typeert sinds het opgeven van het stelsel van vaste wisselkoersen heeft tot gevolg dat tal van ondernemingen vermijden een wisselkoersrisico te lopen en zich bijgevolg tegen de gevolgen van het koersverloop indekken.

Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen verrichtingen bedoeld om specifieke monetaire posten te dekken en verrichtingen bedoeld om een wisselpositie in evenwicht te brengen. 

Specifieke dekkingsverrichtingen 

Het gaat om dekkingsverrichtingen die specifiek verbonden zijn aan bepaalde posten in deviezen. Ze dienen om de koers waartegen een bepaalde vordering of schuld in deviezen zal worden terugbetaald, definitief vast te leggen. 

De meest gebruikelijke dekkingsverrichtingen zijn : Dekking van het wisselrisico verbonden aan een vordering in deviezen : 

  • termijnverkoop van de deviezen die zullen voortkomen uit de inning van de vordering.
  • lening van eenzelfde bedrag in diezelfde munt en contante verkoop tegen Belgische franken van de ontvangen deviezen; de deviezen uit de latere inning van de vordering zullen dienen voor de terugbetaling van de lening. 

Dekking van het wisselrisico verbonden aan een schuld in deviezen : 

  • Termijnaankoop van de nodige deviezen om de schuld te betalen. 
  • Contante aankoop van de nodige deviezen om later de schuld te betalen en voorlopige belegging van die deviezen. 

Via specifieke dekkingsverrichtingen verdwijnt het wisselrisico omdat economisch gezien een vordering of een schuld in Belgische franken in de plaats wordt gesteld van een vordering of een schuld in deviezen.

Niet-specifieke dekkingsverrichtingen : het in evenwicht brengen van de wisselpositie 

Bezit een onderneming veel vorderingen en schulden in deviezen, dan kan het voorkomen dat haar niet meer bedoeld is om welbepaalde verrichtingen te dekken, maar wel om via één der voornoemde technieken de "positie" resulterend uit een geheel van vorderingen en schulden in deviezen te dekken. 

In dit geval wordt het wisselrisico geneutraliseerd voor de toekomst. Een latere wisselkoersschommeling zal tegelijkertijd een (latente) winst op een monetaire post en een (latent) verlies op een monetaire post met een tegenovergesteld teken doen ontstaan. 

NIET-SAMENVALLENDE VERVALDAGEN 

Tot nu toe werd de wisselpositie onderzocht zonder rekening te houden met het al dan niet samenvallen van de vervaldagen van tegoeden en verplichtingen in deviezen. 

Hierna wordt de aard van het risico in geval van niet-samenvallende vervaldagen en de dekking hiervan onderzocht. 

Voorbeeld
Een onderneming met globale posities per munt in evenwicht, bezit een vordering in USD die op 31 januari vervalt en een schuld in USD voor hetzelfde bedrag die op 28 februari vervalt; ze heeft bovendien een schuld in DEM die op 31 januari vervalt en een vordering in DEM voor hetzelfde bedrag die op 31 maart vervalt. 

Bij de eerste vervaldag heeft de onderneming de keuze : 
 

  1. Wat de USD betreft, tussen : 
    1. een voorlopige belegging van de ter betaling ontvangen USD (van 31 januari tot 28 februari), inning van een intrest op die belegging en aanzuivering van haar schuld op 28 februari met die dollars; 
    2. de contante verkoop op 31 januari van de ter betaling ontvangen USD en onmiddellijke terugkoop van een zelfde aantal USD op een termijn van één maand; in dit geval ontvangt of draagt zij, naar gelang van het geval, het report of het deport20
    3. Op 31 januari de ter betaling ontvangen USD contant verkopen en wachten tot 28 februari om de nodige dollars terug te kopen voor de aanzuivering van haar schuld. In dit geval bestaat er gedurende die periode een wisselpositie (baisse-positie) maar de onderneming ontvangt de intrest op de belegging van de Belgische franken Ontvangen in ruil voor de USD21
       
  2. Wat de DEM betreft, tussen : 
    1. de ontlening op korte termijn (bij een bank), van 31 januari tot 31 maart, van de nodige DEM voor de aanzuivering van haar schuld, betaling van een rente op die lening in DEM en terugbetaling van de lening op 31 maart met de opbrengst van de verkoop van de ter betaling ontvangen DEM; 
    2. de contante aankoop op 31 januari van de nodige DEM voor de aanzuivering van haar schuld en onmiddellijke terugverkoop van eenzelfde aantal DEM op 31 maart. In dit geval ontvangt of draagt ze, naar gelang van het geval, het report of het deport22
    3. Op 31 januari de nodige DEM voor de aanzuivering van haar schuld contant aankopen en wachten tot 31 maart om de DEM te verkopen die zij ontvangt bij betaling van haar vordering. In dit geval bestaat er gedurende die periode een wisselpositie (hausse-positie) maar de onderneming draagt het renteverlies op de Belgische franken bestemd voor de aankoop van de DEM op 31 januari23

Uit wat voorafgaat blijkt : 

  • dat in de gevallen a) en b), waar de positie in evenwicht blijft, er een kost of een opbrengst is, hetzij qua rente, hetzij qua report of deport, voor de periode tussen de actief- en passiefvervaldagen; 
  • dat in het geval c), de wisselpositie gepaard gaat met een rentewinst of -verlies op de Belgische frank. 

De weerslag van het niet-samenvallen van vervaldagen kan worden becijferd op basis van het verschil tussen het report (of deport) op de betrokken munt op beide data.

Een onderneming kan ook vóór deze eerste vervaldag het risico verbonden aan niet-samenvallende vervaldagen dekken door op de respectieve vervaldata van de betrokken schulden en vorderingen, twee termijnwisselverrichtingen af te sluiten met tegengesteld teken. Met andere woorden, in voornoemd voorbeeld, door : - termijnverkoop voor levering op 31 januari, van de op die datum te ontvangen USD; - termijnaankoop voor levering op 28 februari, van de op die datum te betalen USD; -termijnaankoop voor levering op 31 januari, van de op die datum te betalen DEM; - termijnverkoop voor levering op 31 maart, van de op die datum te ontvangen DEM.

De kost van de dekking - en derhalve de waardering van het risico - is gelijk aan het verschil tussen het report/deport respectievelijk op de termijnaankoopverrichting en op de termijnverkoopverrichting.

In dit laatste geval zijn de tegoeden en verplichtingen in deviezen integraal gedekt, zowel voor het wisselrisico als voor het risico verbonden aan niet-samenvallende vervaldagen. 

DEEL VI. DEVIEZENVERRICHTINGEN WAARAAN EEN SPECIFIEKE DEKKINGSVERRICHTING IS VERBONDEN

Wanneer aan een deviezenverrichting een specifieke dekkingsverrichting is verbonden staat, zoals gezegd, de wisselkoers waartegen de vordering of de schuld zal worden terugbetaald, definitief vast. 

Als een onderneming b.v. goederen ten belope van 100.000 DEM verkoop en de DEM op de vervaldag van haar vordering tegen de koers van 20,919 (termijnkoers) op de termijnmarkt verkoopt, is zij zeker op de vervaldag een bedrag van 2.091.000 BEF te ontvangen, wat de DEM-wisselkoers op dat ogenblik ook weze. 

Als een onderneming een materieel vast actief koopt voor 200.000 NLG betaalbaar op één maand en als ze, om geen wisselrisico te lopen die 200.000 NLG tegen de koers van 18,4605 (contantkoers) koopt, heeft zij de zekerheid dat voor de verrichting de facto 3.692.100 BEF24  zal worden betaald, wat ook het latere koersverloop van de NLG weze. 

  1. In zo'n geval en voor zover de dekkingsverrichting op hetzelfde (of nagenoeg hetzelfde) ogenblik gebeurt als de deviezenverrichting, dient de deviezenverrichting te worden omgerekend tegen de werkelijke koers van de wisselverrichting afgesloten om het te ontvangen of te betalen bedrag in Belgische franken definitief vast te stellen. Deze boekingswijze beantwoordt volledig aan de opzet van de onderneming bij het afsluiten van de specifieke dekkingsverrichting.

    De omrekeningskoers op de dag van de verrichting25 (cf. Deel III, B) is alsdan irrelevant26

    In voornoemde voorbeelden zullen de deviezenverrichting en de dekkingsverrichting in de boekhouding in Belgische franken als volgt worden verwerkt:
    400 Handelsdebiteuren in DEM 2.091.900  
      aan 70 Omzet   2.091.900 
    066 Debiteuren (BEF) wegens 2.091.900   
      aan 067 op termijn verkochte deviezen (DEM)   2.091.900
    230 Installaties, machines en uitrusting  3.692.100  
      aan 440 Leveranciers (NLG)    3.692.100 
    55 Bank NLG  3.692.100   
      aan 55 Bank BEF   3.692.100 
    In dit geval levert de verrichting geen wisselresultaat noch een omrekeningsverschil op, zomin op het ogenblik waarop die verrichting wordt afgesloten als op gelijk welk later tijdstip. Dat is trouwens de bedoeling van de specifieke dekkingsverrichting, nl. een definitieve vastlegging van de koers waartegen de schuld of de vordering zal worden betaald. 

    Deze omrekeningskoers blijft dus onveranderd, zowel voor de schuld (contant of op termijn) als voor de vordering (contant of op termijn) in deviezen tot aan hun gelijktijdige afwikkeling. De in Deel VII hierna opgenomen regels zijn derhalve niet van toepassing. Daardoor ook zullen deze schulden en vorderingen in deviezen en de specifieke deviezenverrichtingen om het hieraan verbonden wisselrisico te dekken, moeten worden onderscheiden van de andere vorderingen en schulden die de omrekeningsverschillen mede bepalen. 

    Ten slotte wordt in dit geval ook, voor de gekozen termijnwisselkoers, geen onderscheid gemaakt tussen de contantkoers en het report/deport. 
     
  2. Wordt tot de specifieke dekkingsverrichting beslist na de boeking, in Belgische franken, van de deviezenverrichting, dan geldt de wisselkoersdekking slechts voor de toekomst.

    Tijdens de verlopen periode heeft de onderneming het wisselrisico wel gedragen. Verschilt de koers van de dekkingsverrichting van de oorspronkelijke omrekeningskoers, dan ontstaat derhalve een wisselresultaat dat als dusdanig aan de resultatenrekening zal worden toegerekend. 
     
  3. Dezelfde beginselen worden toegepast wanneer een onderneming het wisselrisico wil dekken verbonden aan vorderingen of schulden die nog niet zijn ontstaan maar waarvan het ontstaan als vaststaand wordt beschouwd. Bij voorbeeld, de dekking van het risico verbonden aan de intresten op langlopende schulden die tijdens daaropvolgende jaren zullen vervallen. In dit geval gaat de dekkingsverrichting de deviezenverrichting vooraf. In de logica van de beslissing van de onderneming kan die worden omgerekend tegen de koers van de dekkingsverrichting. 
     

DEEL VII. WAARDERING AAN HET EINDE VAN HET BOEKJAAR27 VAN NIET SPECIFIEK GEDEKTE TEGOEDEN EN VERPLICHTINGEN IN DEVIEZEN EN VERWERKING VAN DE OMREKENINGSVERSCHILLEN - ALGEMENE ASPECTEN

WAARDERING 

Bestaan er aan het einde van het boekjaar nog tegoeden en/of verplichtingen in deviezen, dan zijn deze meestal - vóór de eindejaarsboekingen - tegen zeer verschillende omrekeningskoersen geboekt. In de inventaris moeten deze tegoeden en verplichtingen worden gewaardeerd voor de tegenwaarde in Belgische franken van de betrokken valuta. 

Op internationaal vlak wordt in de jaarrekening voor de waardering van monetaire posten in deviezen algemeen aanvaard : 

  • dat het beginsel van de opname van actief- en passiefbestanddelen tegen hun aanschaffingswaarde, in casu tegen de oorspronkelijk voor hun boeking in Belgische franken toegepaste omrekeningskoers, niet zonder meer mag worden toegepast; 
  • dat zij opnieuw moeten worden berekend tegen een marktkoers die overeenstemt met de toestand per einde boekjaar (slotkoers); en 
  • dat, behoudens uitzondering, deze herberekening moet geschieden voor alle monetaire posten in deviezen en niet enkel wanneer de slotkoers, wat de monetaire activa betreft, lager is dan hun oorspronkelijke omrekeningskoers en, wat de monetaire passiva betreft, hoger is dan de oorspronkelijke omrekeningskoers. 

De meest gebruikelijke slotkoers is de koers op balansdatum. Niets belet het bestuursorgaan evenwel in de waarderingsregels te bepalen dat onder slotkoers wordt verstaan, een gemiddelde van de koersen tijdens de laatste maand van het boekjaar of de laatste vijftien dagen van het ene boekjaar en de eerste vijftien dagen van het volgende boekjaar. Een langere periode dan één maand zou wellicht niet meer representatief zijn voor de toestand aan het einde van het boekjaar. 

Het is gebruikelijk - en aanbevelenswaardig - om voor elke valuta de koers op de contantmarkt te nemen, zelfs voor tegoeden en verplichtingen die pas later zouden vervallen. 

In zoverre de vorderingen en schulden in deviezen tegen de kopers- respectievelijk verkoperskoers moeten worden afgewikkeld, kan het verantwoord zijn ze tegen die kopers- respectievelijk verkoperskoers te waarderen. Meestal wordt echter een enkele koers - de middenkoers gekozen om zowel schulden als vorderingen te waarderen. Deze praktijk roept geen bezwaar op; zij is zelfs aan te bevelen, vooral bij een positie in evenwicht, wanneer de vorderingen en schulden in deviezen zonder nieuwe effectieve wisselverrichting kunnen worden afgewikkeld. 

De herberekening tegen slotomrekeningskoers heeft betrekking op alle monetaire posten, met uitzondering van specifiek gedekte monetaire posten en de betrokken dekkingsverrichting, alsook de bijzondere gevallen waarvan sprake in deel VIII. 

Voor de monetaire balansposten geschiedt de herberekening in de hoofdrekeningen in Belgische franken die de tegenwaarde in Belgische franken uitdrukken van de vorderingen en schulden in deviezen. 

De op grond van termijnwisselovereenkomsten te ontvangen deviezen en te leveren deviezen worden aan het einde van het boekjaar eveneens herberekend tegen contantslotkoers. Verschilt deze van de koers waartegen de betrokken munten oorspronkelijk waren geboekt dan wordt dit verschil in de balans uitgedrukt onder de diverse vorderingen (rekening 416) bij stijging van een op termijn te kopen munt of bij daling van een op termijn te leveren munt, en onder de diverse schulden (rekening 48(6)) in de tegenovergestelde gevallen.

VERWERKING VAN DE OMREKENINGSVERSCHILLEN 

De herberekening tegen slotomrekeningskoers van tegoeden en verplichtingen in deviezen leidt tot positieve en negatieve omrekeningsverschillen : 

  • positieve omrekeningsverschillen, wanneer de slotomrekeningskoers hoger is dan de oorspronkelijke omrekeningskoers van de tegoeden in deviezen of lager is dan de oorspronkelijke omrekeningskoers van de verplichtingen in deviezen; 
  • negatieve omrekeningsverschillen, wanneer de slotomrekeningskoers lager is dan de oorspronkelijke omrekeningskoers van de tegoeden in deviezen of hoger is dan de oorspronkelijke omrekeningskoers van de verplichtingen in deviezen. 

In zover zij slaan op monetaire posten in deviezen die afzonderlijk genomen, wat hun tegenwaarde in Belgische franken betreft, onderhevig blijven aan de schommelingen van de wisselkoers, zijn de omrekeningsverschillen uit de herberekening van deze monetaire posten tegen slotkoers, niet definitief noch gerealiseerd. Hierin onderscheiden zij zich van de wisselresultaten geboekt bij de realisatie van de betrokken monetaire posten. Dit onderscheid vergt een verschillende boekhoudkundige verwerking van een en ander : de wisselresultaten worden rechtstreeks in resultaat genomen; de omrekeningsverschillen worden uitgesteld, onder voorbehoud van de toepassing van het voorzichtigheidsbeginsel inzake latente kosten. 

Daartoe is het aangewezen de tegenwaarde van de omrekeningsverschillen op monetaire posten te boeken in de overlopende rekeningen aan actiefzijde voor latente verliezen, aan passiefzijde voor latente winsten, in zoveel afzonderlijke rekeningen als er munten zijn. 

Een andere even aanvaardbare werkwijze, bestaat erin om per munt slechts één rekening voor "omrekeningsverschillen" te openen, waarin aan debetzijde de negatieve verschillen en aan creditzijde de positieve verschillen worden opgevoerd. 

Naar gelang van het geval heeft men volgende boekingen :

40 Herberekening tegen slotomrekeningskoers van vorderingen in USD op handelsdebiteuren 
  aan 497 Omrekeningsverschillen USD

 

496 Omrekeningsverschillen USD
  aan 44 Herberekening tegen slotomrekeningskoers van schulden in USD tegenover leveranciers

 

496 Omrekeningsverschillen USD
  aan 48(6) Herberekening tegen slotomrekeningskoers van op termijn te ontvangen (te leveren) USD

 

416 Herberekening tegen slotomrekeningskoers van op termijn te ontvangen (te leveren) USD
  aan 497 Omrekeningsverschillen USD

Ingevolge deze boekingen zijn alle monetaire posten in deviezen omgerekend tegen slotkoers en staat de tegenwaarde van hun herberekening in een geheel van overlopende rekeningen Omrekeningsverschillen. Voor de toepassing van het voorzichtigheidsbeginsel moet in dit geval rekening worden gehouden met volgende hypothesen : 

  1. De overlopende rekeningen bevatten voor alle deviezen samen enkel negatieve omrekeningsverschillen die met latente verliezen overeenstemmen. In dit geval moeten vanzelfsprekend die latente verliezen ten laste worden genomen.
    De boeking is dan de volgende : 
    655 Resultaten uit de omrekening van vreemde valuta
      aan 496 Omrekeningsverschillen uit vreemde valuta
  2. De overlopende rekeningen bevatten voor alle deviezen samen enkel positieve omrekeningsverschillen die met latente winsten overeenstemmen. 
    Op grond van voornoemd voorzichtigheidsbeginsel worden deze latente winsten op de balans behouden en niet in resultaat genomen. 
     
  3. De overlopende rekeningen bevatten voor eenzelfde munt28  zowel positieve als negatieve omrekeningsverschillen. 
    Dergelijke situatie kan het gevolg zijn van : 
    hetzij het feit dat ingevolge de wisselkoersschommelingen, sommige tegoeden (of verplichtingen), gezien de datum waarop de monetaire transactie is afgesloten, oorspronkelijk zijn omgerekend tegen een hogere koers dan de slotkoers, terwijl voor andere een lagere koers is gebruikt;
    hetzij, en dit komt het meest voor, de omstandigheid dat een onderneming, onder meer als gevolg van haar politiek inzake wisselrisicodekking, tegelijkertijd tegoeden en verplichtingen heeft in deze munt, zodat elke koersschommeling van deze munt tegelijkertijd zowel positieve als negatieve omrekeningsverschillen oplevert. 

    In een en ander geval en inzover de betrokken bedragen elkaar compenseren, is het geenszins te verantwoorden dat latente omrekeningsverliezen en latente omrekeningswinsten asymmetrisch zouden worden verwerkt, door eerstgenoemde ten laste te nemen en laatstgenoemde uit te stellen. De waarderingsbeginselen uit het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 en met name het beginsel van de afzonderlijke waardering van de vermogensbestanddelen29 en het beginsel van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw bij de inventaris (artikel 19), moeten per munt op alle tegoeden en verplichtingen in die munt worden toegepast en niet afzonderlijk op elk van deze tegoeden en verplichtingen, wanneer het erop aankomt het wisselrisico en de wisselresultaten te ramen. Overigens zou in de mate waarin de wisselpositie gedekt is, een asymmetrische verwerking van de negatieve en de positieve omrekeningsverschillen ertoe leiden dat systematisch wisselverliezen worden geboekt zonder bedrijfseconomische grondslag aangezien zij worden gecompenseerd door winsten die op balansdatum even zeker zijn als de betrokken verliezen. Een asymmetrische verwerking zou evenmin verantwoord zijn op grond van het bestaan van toekomstige risico's, aangezien de onderneming beschermd is tegen de risico's van een latere koersevolutie en het beleid om tegoeden en verplichtingen in evenwicht te brengen precies tot doel en tot gevolg heeft latere wisselverliezen en -winsten uit te schakelen. 
    Hieruit volgt dat, wanneer op een zelfde munt positieve en negatieve verschillen worden geboekt en in de overlopende rekeningen opgevoerd : 
    enkel het overschot van het bedrag van de negatieve verschillen t.o.v. het bedrag van de positieve verschillen ten laste wordt genomen; 
    de resultatenrekening niet wordt beïnvloed ingeval de omvang van de positieve verschillen groter is dan het beloop van de negatieve verschillen. 
     
  4. Op de tegoeden en verplichtingen in bepaalde munten worden (per saldo) positieve verschillen geboekt, terwijl op de tegoeden en verplichtingen in andere munten (per saldo) negatieve verschillen worden geboekt. 

    In dit geval is compensatie tussen positieve en negatieve verschillen niet toegestaan. Vanuit het oogpunt van het wisselrisico en de wisselresultaten moet elke munt inderdaad worden beschouwd als een afzonderlijk vermogensbestanddeel, waarop het beginsel van de afzonderlijke waardering van toepassing is30 . Ingeval evenwel de koers van een munt in rechte of in feite nauw zou zijn verbonden met de koers van een andere munt en beide munten derhalve een enkel wisselrisico vormen kan de onderneming ze als dusdanig beschouwen en de bus 3° beschreven beginselen toepassen. 

Bij de heropening van de rekeningen aan het begin van het volgende boekjaar, worden de boekingen in verband met de herberekening van de tegoeden en verplichtingen in deviezen, bedoeld sub A en B hierboven, tegengeboekt. 

Bij de latere betaling van de vordering of de schuld in vreemde valuta, vormt het verschil tussen de oorspronkelijke omrekeningskoers en de koers waartegen de vordering of de schuld effectief wordt betaald, een wisselresultaat dat als dusdanig wordt geboekt. 

Volgend boekingsschema illustreert deze beginselen en geeft de boekhoudkundige verwerking van de verrichtingen aan. 

Voorbeeld

  • Vordering op handelsdebiteur van 1.000 USD oorspronkelijk omgerekend tegen 43 BEF : 43.000
  • Schuld tegenover leverancier van 900 USD oorspronkelijk omgerekend tegen 42,5 BEF : 38.250
  • Slotkoers op 31.12.1986 1 USD = 40,54 BEF 
  • Inning in 1987 van de vordering van 1 000 USD tegen 42 BEF : 42.000
  • Betaling in 1987 van de schuld van 900 USD tegen 41,90 BEF : 37.710
     

Afsluiting van de verrichtingen

1. Ontstaan van de vordering

400 Handelsdebiteuren USD  43.000  
  aan 70 Omzet   43.000

2. Ontstaan van de schuld

600 Aankopen van grondstoffen 38.250  
  aan 440 Leveranciers USD   38.250


Per einde boekjaar 31 december 1986 

3. Herberekening van de vordering tegen slotomrekeningskoers

496 Omrekeningsverschillen USD  2.460   
  aan 400

Herberekening tegenslotomrekeningskoers van de vorderingen op handelsdebiteuren 
USD 

  2.460 

4. Herberekening van de schuld tegen slotomrekeningskoers

440 Herberekening tegen slotomrekeningskoers van de schulden 
tegenover leveranciers USD 
1.764   
  aan 497 Omrekeningsverschillen USD    1.764

5. Tenlasteneming van het negatieve verschil

655 Resultaten uit de omrekening van USD 696  
  aan 496 Omrekeningsverschillen USD   696

6. Saldering overlopende rekeningen

497 Omrekeningsverschillen USD  1.764  
  aan 496 Omrekeningsverschillen USD    1.764 


Tegenboekingen en heropening van de rekeningen

7.

400 Herberekening tegen slotomrekeningskoers van de vorderingen op handelsdebiteuren USD 2.460   
  aan 496 OmrekeningsverschillenUSD    2.460

8.

497 Omrekeningsverschillen USD 1.764   
  aan 440 Herberekening tegen de slotomrekeningskoers van de schuld tegenover leveranciers USD       1.764

9.

496 Omrekeningsverschillen USD 696  
  aan 655 Resultaten uit de omrekening van USD    696

Inning van de vordering en betaling van de schuld

10. Inning van de vordering

55 Bank BEF 42.000  
654 Wisselresultaat 1.000  
  aan 400 Handelsdebiteuren USD   43.000

11. Betaling van de schuld

440 Leveranciers USD 38 250  
  aan 55 Bank BEF   37.710
    754 Wisselresultaat   540 

INTEGRALE IN-RESULTAAT-NEMING VAN OMREKENINGSVERSCHILLEN 

Het onderscheid tussen wisselresultaten en omrekeningsverschillen en hun verschillende verwerking in de jaarrekening sluit aan bij het realisatiebeginsel zoals verwoord in de vierde richtlijn, namelijk : "Enkel op balansdatum gerealiseerde winsten mogen in aanmerking worden genomen", en bij het voorzichtigheidsbeginsel in artikel 19 van het besluit van 8 oktober 1976, zoals beide beginselen meestal worden uitgelegd en toegepast in België. 

In een aantal landen en vooral in Angelsaksische landen wordt algemeen aanvaard en aanbevolen dat zowel positieve als negatieve omrekeningsverschillen in resultaat worden genomen. Er wordt daarbij van uitgegaan dat de deviezenmarkten zo omvangrijk en de transacties die daarop kunnen worden uitgevoerd, zo talrijk zijn, dat ondernemingen hun positie op gelijk welk ogenblik kunnen dekken en daardoor het omrekeningsverschil op die datum definitief kunnen maken. In dit geval wordt het begrip "gerealiseerd resultaat" uitgebreid tot de effectieve mogelijkheid om dit resultaat op korte termijn te realiseren. 

Het feit dat sommige landen van de Europese Economische Gemeenschap ter zake deze ruimere interpretatie van het begrip gerealiseerde winst hebben gevolgd, lijkt erop te wijzen dat zij niet onverenigbaar zou zijn met de vierde richtlijn. 

Bovendien is gebleken dat vele Belgische ondernemingen deze visie delen. De redenen van deze keuze hebben onder meer te maken met de integratie van de onderneming in een groep van vennootschappen waarin dergelijk beleid voor de hele groep geldt, met de essentieel financiële aard van hun bedrijf, met het relatief genomen gering belang van de niet specifiek gedekte tegoeden en verplichtingen in deviezen, en met de administratieve en boekhoudkundige vereenvoudiging wanneer geen onderscheid moet worden gemaakt tussen wisselresultaten en omrekeningsverschillen. 

Hoewel de Commissie een duidelijke voorkeur handhaaft en een aanbeveling formuleert voor een voorzichtige toepassing van het realisatiebeginsel, voor het behoud van het onderscheid tussen wisselresultaten en omrekeningsverschillen en de verwerking hiervan overeenkomstig de beginselen uiteengezet sub littera B, wil zij gelet op de hierboven vastgestelde praktijk niet uitsluiten dat een onderneming bij wijze van norm onmiddellijk alle wisselverschillen zou in resultaat nemen, zonder onderscheid tussen wisselresultaten en omrekeningsverschillen. Zulks is geoorloofd indien het gaat om een bestendige politiek van de onderneming, waartoe is besloten in het volle besef van de gevolgen daarvan en waarvan de keuze duidelijk wordt verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening onder de waarderingsregels. In voorkomend geval zijn littera B van dit deel en littera F van deel VIII niet dienstig. 

De keuze van dergelijke methode van onmiddellijke in-resultaat-neming van alle al dan niet gerealiseerde wisselverschillen mag niet gepaard gaan met de vorming van een voorziening wegens de onzekerheid van het uiteindelijke lot van de in resultaat genomen positieve omrekeningsverschillen. Het zou inderdaad incoherent zijn een positief resultaat als effectief uit te drukken en daarnaast het risico van niet- realisatie te provisioneren. Zulks verhindert niet dat voorzieningen worden gevormd in de gevallen bedoeld in deel IX, wanneer de onderneming een wisselpositie heeft. 

DEEL VIII. WAARDERING VAN TEGOEDEN EN VERPLICHTINGEN IN DEVIEZEN - BIJZONDERE ASPECTEN

VORDERINGEN EN SCHULDEN OP MIDDELLANGE EN LANGE TERMIJN 

Algemeen genomen is het aangewezen vorderingen en schulden in deviezen op middellange en lange termijn die niet specifiek zijn gedekt, om te rekenen tegen de slotkoers en de omrekeningsverschillen op die tegoeden en verplichtingen te verwerken overeenkomstig de beginselen van deel VII. Dat is in het bijzonder zo wanneer met een schuld in deviezen op middellange of lange termijn, tegoeden op korte, middellange of lange termijn in dezelfde munt overeenstemmen of wanneer met tegoeden in deviezen op middellange of lange termijn, verplichtingen op korte, middellange of lange termijn in dezelfde munt overeenstemmen. 

Voorheen was het, bij gebrek aan een termijnmarkt voor de betrokken termijnen, praktisch onmogelijk het wisselrisico te dekken, verbonden aan een positie-uit-evenwicht op een bepaalde munt, die voortvloeide uit tegoeden of verplichtingen op middellange of lange termijn in deze munt. Dank zij de nieuwe financiële instrumenten die de laatste jaren zijn ontwikkeld en de uitbouw van de markten voor dergelijke instrumenten, kan tegenwoordig dit risico wel worden gedekt via een verrichting op deze markten. In dit geval zijn de beginselen uit voorgaand deel VI van toepassing. 

Hieruit volgt dat bij tegoeden en verplichtingen in deviezen op middellange of lange termijn uiteindelijk slechts specifieke problemen rijzen, wanneer daaruit een niet gedekte wisselpositie op de betrokken munt voortvloeit.

Zulks zal hoofdzakelijk het geval zijn : 

  • wanneer een onderneming, om haar bedrijf in een ander land te financieren of om deelnemingen te financieren in een vennootschap met hoofdactiviteit in het buitenland, leningen aangaat in de munt van het betrokken land, om aldus het wisselrisico verbonden aan dit bedrijf of deze deelnemingen te beperken; dit geval wordt hierna sub B behandeld;
  • wanneer een onderneming ongedekte leningen in vreemde valuta's op middellange of lange termijn toestaat of aangaat, omdat zij hoopt voordeel te halen uit de relatieve herwaardering of respectieve ontwaarding van de externe waarde van deze munt; dit geval wordt infra (Deel IX, littera c) behandeld;
  • wanneer een onderneming om haar financieringsbehoeften in een bepaalde munt te voldoen, een lening aangaat in een andere munt omdat de rente voor leningen in deze munt lager is en zij het wisselrisico niet kan of verlangt te dekken; dit geval wordt infra (Deel IX, littera f) behandeld. 

LENINGEN IN DEVIEZEN AANGEGAAN TER FINANCIERING VAN NIET-MONETAIRE ACTIVA WAARVAN DE WAARDE AFHANGT VAN DE KOERS VAN DIEZELFDE VALUTA 

Sommige "niet-monetaire activa", met andere woorden activa die niet slaan op een welbepaald aantal te ontvangen munteenheden, bezitten niettemin een waarde die sterk afhangt van de externe waarde van een bepaalde munt. 

Dit geldt onder meer : 

  1. voor bepaalde handelsgoederen die op de wereldmarkten in een vreemde munt worden genoteerd (voornamelijk Amerikaanse dollar en pond sterling), wanneer de onderneming op deze wereldmarkten als koper of verkoper optreedt; 
     
  2. voor geldbeleggingen in aandelen van buitenlandse vennootschappen waarvan de beursmarkt zich overwegend in het buitenland bevindt en die in de munt van dat land worden genoteerd;
     
  3. voor investeringen in het buitenland of voor deelnemingen in een vennootschap met hoofdactiviteit in het buitenland. 

In die gevallen heeft de onderneming een potentiële positie ten opzichte van de betrokken valuta ten belope van de opbrengsten of inkomsten die deze niet-monetaire tegoeden zullen opleveren. 

In die omstandigheden en om het wisselrisico te beperken kan het verantwoord zijn deze niet-monetaire activa eerder met middelen in de betrokken valuta te financieren dan met middelen in Belgische franken. In dit geval hebben de latere koersschommelingen van de munt ten opzichte van de Belgische frank een gelijkaardige - hoewel niet parallelle of gelijktijdige - invloed, enerzijds op de uitgaven verbonden aan de lening, anderzijds op de opbrengsten die deze activa zullen opleveren. 

In casu rijst de vraag of de latente verliezen uit de koersstijging van de munt van de lening ten opzichte van de Belgische frank, integraal en onmiddellijk ten laste moeten worden genomen, met dien verstande dat de overeenstemmende activa tegen hun aanschaffingswaarde in Belgische franken geboekt blijven, terwijl, op grond van die hogere koers, de latere opbrengsten uit deze activa - eenmaal in Belgische franken omgerekend - naar verhouding zullen verhogen. 

In zover de - in dezelfde valuta luidende - opbrengsten uit deze activa voldoende vaststaan, leidt de toepassing van het beginsel van de overeenstemming tussen kosten en opbrengsten (matching principle) ertoe de negatieve omrekeningsverschillen op de schuld in resultaat te nemen over dezelfde periode als waarin de opbrengsten of inkomsten uit die activa in resultaat zullen worden genomen. De toepassing van dit beginsel kan voor de vlottende activa ertoe leiden dat hun boekwaarde wordt aangepast aan de stijging van de betrokken munt, voor deelnemingen in buitenlandse vennootschappen en investeringen in het buitenland, dat de negatieve omrekeningsverschillen op de schuldvorming slechts worden geboekt naarmate de opbrengsten uit deze vaste activa worden geïnd. Op dit ogenblik wenst de Commissie evenwel nog niet definitief stelling te nemen in verband met de leningen in deviezen aangegaan door centra van werkzaamheden in het buitenland of voor hun financiering, in de munt van het land van vestiging. Het lijkt haar inderdaad aangewezen de problemen in verband met de omrekening van dergelijke leningen te onderzoeken bij de verwerking van de financiële staten van in het buitenland gevestigde bijkantoren en centra van werkzaamheden in de jaarrekening van Belgische vennootschappen. Zoals hierboven vermeld zullen deze kwesties worden bestudeerd naar aanleiding van de aanpassing van het Belgisch recht aan de vereisten van de zevende EEG-richtlijn over de geconsolideerde jaarrekening. 

VOORUITBETALINGEN 

Gestorte vooruitbetalingen

Rubrieken

  • II Vooruitbetalingen op immateriële vaste activa (rekening 213) 
  • III.F. Vooruitbetalingen op materiële vaste activa (rekening 27) 
  • VI.A.6. Vooruitbetalingen op voorraadinkopen (rekening 36) 
  • VII.A. Vooruitbetalingen (rekening 406)

In de jaarrekeningschema's worden de vooruitbetalingen, althans de vooruitbetalingen die betrekking hebben op de aanschaffing van activa (immateriële vaste activa, materiële vaste activa, voorraden) gerangschikt volgens hun bestemming (niet-monetaire activa), dus niet bij de vorderingen. In dit opzicht mag men stellen dat de onderneming geen wisselrisico loopt op die vooruitbetalingen in deviezen. De vooruitbetalingen die tegen de omrekeningskoers op het ogenblik van hun storting werden omgerekend, worden niet meer herberekend tegen slotomrekeningskoers. Anderzijds ook wanneer de schuld of de verplichting waarop de vooruitbetaling betrekking heeft, in de jaarrekening is opgevoerd, komt die schuld of verplichting slechts in aanmerking voor haar beloop in deviezen na aftrek van het als vooruitbetaling gestorte bedrag in deviezen. 

Voorbeeld 
Een onderneming koopt een vast actief tegen 1.000.000 DEM waarvan zij 200.000 DEM vooruitbetaalt; bij het plaatsen van de bestelling dekt de onderneming het wisselrisico niet, verbonden aan het nog verschuldigde saldo. De omrekeningskoers is 20,50 BEF bij vooruitbetaling en 20,80 BEF bij ontvangst van de eindfactuur.

Het vast actief wordt in Belgische franken geboekt voor een bedrag van :
200.000 x 20,50 = -4.100.000
800.000 x 20,80 = 16.640.000 
                              20.740.000
en niet voor : 1.000.000 x 20,80 = 20.800.000
met verwezenlijking van een wisselwinst op de vooruitbetaling van 60.000. 

Ontvangen vooruitbetalingen

  • VIII.C. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen (rekening 176) 
  • IX.D. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen (rekening 46) 

Dezelfde regels zijn van toepassing op de ontvangen vooruitbetalingen : ze worden niet tegen de slotkoers geherwaardeerd. Als de vordering in deviezen waarop de vooruitbetaling betrekking heeft, in de jaarrekening voorkomt en tegen de slotkoers is omgerekend, wordt ze uiteraard slechts in aanmerking genomen voor haar beloop in deviezen na aftrek van de ontvangen vooruitbetaalde deviezen. 

NIET-OPGEVRAAGDE BEDRAGEN OP AANDELEN IN VENNOOTSCHAPPEN NAAR BUITENLANDS RECHT

Niet-opgevraagde bedragen op aandelen die tot de financiële of de vlottende activa behoren, staan per definitie in nauw verband met de aandelen waarop zij betrekking hebben. 

Derhalve is de meest logische oplossing de deelnemingen en aandelen tegen hun aanschaffingswaarde te behouden en de nog te storten bedragen, zolang zij niet effectief worden opgevraagd, tegen hun oorspronkelijke omrekeningskoers te behouden. Worden zij opgevraagd, dan wordt tegelijkertijd met de overboeking van die bedragen van de post Niet- opgevraagde bedragen (rekeningen 2801-2821-2841 en 511) naar rekening 48.. Overige schulden de volstortingsverbintenis herberekend tegen de geldende omrekeningskoers op die dag. De tegenwaarde van het omrekeningsverschil wordt normaal toegerekend aan de aanschaffingswaarde van de betrokken financiële vaste activa of aandelen.

VASTRENTENDE EFFECTEN IN DEVIEZEN 

Vastrentende effecten in deviezen zijn monetaire posten die volgens de hierboven geformuleerde regels moeten worden behandeld. 

Als gevolg daarvan zullen aan het einde van het boekjaar de waardeverminderingen die eventueel moeten worden toegepast31 worden berekend op basis van de omrekeningskoers waartegen de betrokken effecten werden geboekt bij hun aanschaffing. 

Slechts na deze eerste waarderingsverrichting tegen de historische omrekeningskoers zal de waarde van de betrokken activa in deviezen worden herberekend tegen slotkoers. 

Zulks heeft tot gevolg dat geen enkele compensatie is toegestaan tussen de beursmeerwaarde of -minderwaarde uitgedrukt in de betrokken vreemde valuta enerzijds en de koersevolutie van de betrokken valuta ten opzichte van de Belgische frank anderzijds.

Economisch gezien is er inderdaad géén verband tussen de evolutie van beide factoren. 

Hierna volgt een voorbeeld ter verduidelijking :

  Effect A (geldbelegging)  Effect B (geldbelegging)
in USD in BEF in USD in BEF
Aanschaffingswaarde (omrekeningskoers : 1 USD= 42 BEF) 1.000 42.000     1.000 42.000
Beurswaarde op 31 december 1.030   980  
Waardevermindering met toepassing van artikel 31, 2de lid jarrekeningbesluit - - - 20 -840
Boekwaarde vóór omrekening tegen slotkoers 1.000 42.000 980 41.160
Omrekening tegen slotkoers   38.000   37.240
Omrekeningsverschil   - 4.000   - 3.920

 

TEGOEDEN IN LIQUIDE MIDDELEN EN SCHULDEN IN REKENING-COURANT TEGENOVER KREDIETINSTELLINGEN 

Internationaal wordt algemeen aanvaard dat "omrekeningsverschillen" op tegoeden in liquide middelen als gerealiseerd mogen worden beschouwd en in resultaat genomen, zelfs al gaat het om winsten.

De Commissie meent deze zienswijze te kunnen aanbevelen; derhalve moeten dergelijke tegoeden in liquide middelen (rekeningen 54 tot 57) uit de tegoeden bedoeld in deel VII worden gelicht en moeten zowel de positieve als de negatieve verschillen als "wisselresultaten" worden geboekt.

Diezelfde werkwijze dient te worden toegepast wanneer aan het einde van de periode de rekening-courant een creditsaldo vertoont.

Wanneer de onderneming zich evenwel doorlopend financiert door schuldvorming in rekening-courant, is deze lopende rekening niet alleen een betaalmiddel maar tevens een financieringsvorm. In dit geval is het verantwoord - voornamelijk wanneer aan deze schuld in rekening-courant een monetair actiefbestanddeel in dezelfde valuta beantwoordt - het gedeelte van het omrekeningsverschil dat op deze financieringsfunctie betrekking heeft, te behandelen overeenkomstig de algemene beginselen beschreven in deel VII, B. Ook wanneer een deel van het zichttegoed in vreemde valuta bij een kredietinstelling gevormd is met het oog op een betaling in dezelfde valuta kort na het einde van de periode, kan het verantwoord zijn dit gedeelte overeenkomstig de beginselen beschreven in deel VII, B te behandelen.

ONTVANGEN BESTELLINGEN (VERKOOP) - GEPLAATSTE BESTELLINGEN (INKOOP)

Wanneer de prijs van ontvangen of geplaatste bestellingen in deviezen is uitgedrukt, ontstaat daaruit een wisselrisico voor de onderneming.

Wordt het wisselrisico verbonden aan een welbepaalde bestelling, specifiek gedekt, dan moet de schuld of de vordering daaruit na uitvoering van die bestelling alsook haar tegenwaarde, met toepassing van voornoemd beginsel (deel VI), worden omgerekend tegen de koers van de dekkingsverrichting. De bedongen prijs voor de bestelling en voor de specifieke dekkingsverrichting blijft in dit geval, overeenkomstig de beginselen met betrekking tot de specifiek gedekte verrichtingen, ongewijzigd en wordt niet herberekend.

Is het wisselrisico verbonden aan een welbepaalde bestelling niet specifiek gedekt, dan wordt hiermee meestal geen rekening gehouden zolang uit de uitvoering van de bestelling geen effectieve vordering of schuld ontstaat. Deze vordering of schuld, evenals haar tegenwaarde, wordt in dat geval omgerekend tegen de geldende omrekeningskoers op de datum waarop uit de uitvoering van de bestelling een effectieve vordering of schuld ontstaat. Deze praktijk is evenwel slechts aanvaardbaar inzover het wisselkoersverloop tussen de datum waarop de bestelling wordt ontvangen of geplaatst en de balansdatum - vóór de uitvoering van de bestelling -, geen belangrijke negatieve weerslag dreigt te hebben op de vermogenstoestand of de toekomstige resultaten van de onderneming. In het tegenovergestelde geval, wanneer bij voorbeeld een onderneming de gedaalde tegenwaarde in BEF van de prijs in vreemde valuta van de ontvangen bestelling, niet zou kunnen verrekenen op de vervaardigingsprijs in BEF, dan zou dit risico in elk geval, met toepassing van de algemene beginselen uit artikel 19 van het besluit van 8 oktober 1976, in aanmerking moeten worden genomen bij de inventariswaarderingen en zou hiervoor een passende voorziening moeten worden gevormd.
 

ANDERE VERPLICHTINGEN DIE NIET IN DE BALANS ZIJN OPGENOMEN :

EENZIJDIGE VERPLICHTING TOT AAN-/VERKOOP VAN VASTE ACTIVA

Krachtens het koninklijk besluit van 12 september 1983 over het algemeen rekeningenstelsel moeten dergelijke verplichtingen in de boekhouding worden opgenomen. Wanneer de bedongen prijs van de aankoop of verkoop van die vaste activa in deviezen is uitgedrukt, loopt de onderneming een potentieel wisselrisico, maar dit wisselrisico bestaat pas effectief als de tegenpartij de optie licht.

Deze verplichting zal dan ook in de jaarrekening worden opgenomen ten belope van haar tegenwaarde tegen slotkoers. In beginsel hoeft er geen wisselresultaat te worden geboekt.

Indien nochtans de - tegen slotkoers omgerekende - prijs waartegen een onderneming er zich eenzijdig toe verbonden heeft een vast actief te kopen, hoger is dan de economische nuttigheidswaarde van het betrokken actief, of indien de prijs waartegen een onderneming er zich eenzijdig toe verbonden heeft een vast actief te verkopen, lager is dan de boekwaarde van het betrokken vast actief, zal bij de vorming van de voorziening wegens het risico verbonden aan die verplichtingen, rekening moeten worden gehouden met het bedrag van de bedongen prijs, omgerekend tegen slotkoers.

PERS./ZAK. ZEKERH. ALS WAARBORG VOOR VERPL. VAN DERDEN

Persoonlijke of zakelijke zekerheden in deviezen gesteld als waarborg voor verplichtingen van derden 
Ook in dit geval zal de verplichting tegen de slotkoers in de boekhouding worden verwerkt zonder een wisselresultaat te moeten boeken. Die verplichtingen komen niet in aanmerking voor de berekening van de wisselpositie.

Bij de vorming van een eventuele voorziening voor het risico verbonden aan die waarborg wordt rekening gehouden met de waardering van de schuld of van de verplichting berekend tegen de slotkoers.

DEEL IX. RISICO'S VERBONDEN AAN WISSELPOSITIES

Krachtens artikel 19, vijfde lid van het besluit van 8 oktober 1976 moeten voorzieningen, onder meer, worden gevormd met het oog op de verliesrisico's die voortvloeien uit posities in deviezen.

Gezien de huidige mogelijkheden op de markt kan elk wisselrisico worden gedekt, althans voor munten met een ruime markt en die vrij converteerbaar zijn. Loopt nu een onderneming op een gegeven datum (en inzonderheid aan het einde van een boekjaar) een wisselrisico - met andere woorden, zijn haar tegoeden en verplichtingen in een welbepaalde munt, uitgedrukt in die munt, niet in evenwicht, zomin wat hun bedrag als hun vervaldag betreft - dan mag men er algemeen genomen ook van uitgaan dat zij het daaraan verbonden risico bewust draagt.

Zonder een volledige opsomming te willen geven kunnen hierbij de volgende hypothesen worden onderscheiden :

  1. De omvang van het evenwichtsgebrek is relatief genomen te verwaarlozen, onder meer omdat het te wijten is aan de praktische onmogelijkheid om dag na dag een volstrekte gelijkheid te bekomen tussen tegoeden en verplichtingen.
  2. Een onderneming oordeelt dat een betekenisvolle koersschommeling van de betrokken munt in een voor haar nadelige zin, hoogst onwaarschijnlijk is.
  3. Een onderneming handhaaft - of creëert - een wisselpositie, want zij verwacht een opwaardering van de munt waarvoor haar tegoeden groter zijn dan haar verplichtingen of een ontwaarding van de munt waarvoor haar verplichtingen groter zijn dan haar tegoeden.
    In deze gevallen is, met toepassing van voornoemde regel, de vorming van een voorziening alleszins niet verantwoord. 
    Daarentegen kan de vorming van een voorziening wel verantwoord en zelfs geboden zijn in volgende gevallen : 
  4. Een onderneming kan zich onmogelijk indekken en verwacht een latere, voor haar ongunstige evolutie van de muntkoers. Het kan gaan om een juridische onmogelijkheid : wettelijke belemmeringen op de converteerbaarheid, op het sluiten van dekkingsverrichtingen of op kapitaalbewegingen. Het kan ook gaan om een feitelijke onmogelijkheid : als zij geen tegenpartij kan vinden voor de betrokken bedragen op de vooropgestelde tijdstippen. Voor sommige dekkingsverrichtingen, met name op lange termijn, is het inderdaad mogelijk dat de markten relatief krap en de tegenpartijen moeilijk te vinden zijn. 
    De voorziening die in zulke gevallen moet worden gevormd, behoort tot de inventarisverantwoordelijkheid.
  5. Een onderneming verwacht een voor haar ongunstige evolutie van de wisselkoers, maar is van oordeel dat het risico kleiner is dan de kost om dit te dekken. 
    In dit geval kan het verantwoord zijn een voorziening te vormen, ten hoogste voor de kost van de risicodekking, tegen de aan het einde van het boekjaar geldende marktvoorwaarden.
  6. Leningen in deviezen tegen een lagere rentevoet dan de rentevoet voor overeenstemmende leningen in Belgische franken. 
    Vaak houdt het rentepeil op een bepaald ogenblik voor financiële activa in een bepaalde munt, verband met de op dat ogenblik verwachte evolutie van de externe waarde van deze munt. Met als gevolg dat, vergeleken bij leningen in Belgische franken, vaak leningen kunnen worden aangegaan tegen een lagere rentevoet in een munt waarvan een relatieve opwaardering wordt verwacht; omgekeerd gelden voor leningen in een zwakkere munt meestal hogere rentevoeten. 
    Eerder dan te lenen in Belgische franken kan een onderneming derhalve verkiezen een lening aan te gaan in een "sterke" munt tegen een relatief lage rentevoet, ook al loopt ze het risico van een ongunstig wisselkoersverloop.
    In dergelijk geval is het verantwoord rekening te houden met beide aspecten van de verrichting die aan haar afsluiting ten grondslag lagen en derhalve een voorziening te vormen voor het risico van opwaardering van de munt van de lening boven het gedeelte van dit risico dat reeds in de slotkoers tot uiting zou zijn gekomen. De raming van dit risico van opwaardering en van daartoe te vormen voorziening behoren tot de inventarisverantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. 
    Wat nu het beleid betreft inzake vorming van voorzieningen, kan het verantwoord zijn om, in de logica van de beleidsbeslissing van de onderneming, de jaarlijkse besparing van rentelasten ten opzichte van een overeenstemmende lening in Belgische franken zonder wisselrisico, als maatstaf te nemen voor de berekening van de voorziening ter dekking van het wisselverliesrisico op deze lening. A posteriori zal ongetwijfeld blijken dat het renteverschil op het ogenblik van het afsluiten van de lening geen correcte maatstaf vormde voor het risico van opwaardering van de munt tijdens de hele looptijd van de lening32 .
    Het voordeel is evenwel dat dit verschil een objectieve grondslag biedt voor de vorming van de voorziening, die volkomen in het verlengde ligt van de beleidsbeslissing van de onderneming.
  7. In verband met het risico verbonden aan niet-samenvallende vervaldagen van tegoeden en verplichtingen in deviezen is de Commissie ten aanzien van industriële en handelsondernemingen33  waar kortlopende vorderingen en schulden in de regel geen rente opleveren en waarvan de nominale waarde niet wordt geactualiseerd noch verdisconteerd met het oog op de voorstelling van de jaarrekening, van oordeel dat algemeen genomen geen rekening hoeft te worden gehouden met het risico verbonden aan het feit dat de vervaldagen niet samenvallen.
    Het kan evenwel verantwoord en zelfs geboden zijn rekening te houden met het risico verbonden aan niet¬samenvallende vervaldagen, wanneer dit risico belangrijk is en technisch gezien niet kan worden gedekt (cf. litt. d) hierboven) of wanneer geoordeeld wordt dat het risico kleiner is dan de kost om dit te dekken (litt. a) hierboven).

Wat de boekingswijze betreft, lijkt het aangewezen om wisselresultaten - die financiële resultaten zijn - niet bij de bedrijfsresultaten onder te brengen en de toevoegingen aan de voorzieningen voor wisselrisico's en de bestedingen en terugnemingen van deze voorzieningen te boeken onder de financiële resultaten (rekeningen 65(6) of 75(6) en niet in rekening 637). 

  • 1De tekst heeft het verder alleen voor "tegoeden en verplichtingen in deviezen", waarmee het geheel van tegoeden, rechten, schulden en verplichtingen in devizen wordt bedoeld, ongeacht of het gaat om belansposten dan wel om posten die betrekking op niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.
  • 2Cf. artikel 4, tweede lid van het koninklijk besluit van 12 september 1983.
  • 3Artikel 43, 1°.
  • 4De wissel verrichtingen worden in deel IV behandeld.
  • 5In dit advies wordt bij de boekingen geen rekening gehouden met de btw.
  • 6In geval van frequent voorkomende verrichtingen in vreemde valuta wordt best in de verschillende rekeningen die monetaire posten uitdrukken, een afzonderlijke subrekening voor elke vreemde valuta geopend.
  • 7Voor deviezenverrichtingen waaraan een specifieke dekkingsverrichting is verbonden, wordt evenwel verwezen naar deel VI.
  • 8Cf. infra.
  • 9Artikel 4, tweede lid van de Boekhoudwet van 17 juli 1975.
  • 10Zonder rekening te houden met de kosten.
  • 11supra B.
  • 12Cf. infra.
  • 13Art. 2 Boekhoudwet 17 juli 1975.
  • 14Althans in beginsel: voor de boeking van termijnwisselverrichtingen in het kader van specifieke dekkings-verrichtingen, zie infra Deel VI.
  • 15Cf. infra.
  • 16In het tegenovergestelde geval zou de verrichting als volgt worden geboekt :
    656 Diverse financiële kosten
    aan 48(5) Diverse schulden (report)
  • 17In het tegenovergesteld geval zou de verrichting als volgt worden geboekt:
    490 Over te dragen kosten (report)
    aan 656 Diverse financiële kosten
  • 18Het bedrag 15.334 stemt overeen met 2/3 (of 2 maand) van het totale deport (23.000) dat in casu moet worden uitgesteld via de overlopende rekeningen.
  • 19Onder voorbehoud van het wisselrisico verbonden aan niet-samenvallende vervaldagen (cf.infra).
  • 20Ze draagt eventueel ook het verschil tussen de koperskoers en de veerkoperskoers.
  • 21Ze draagt eventueel ook het verschil tussen de koperskoers en de veerkoperskoers.
  • 22Ze draagt eventueel ook het verschil tussen de koperskoers en de veerkoperskoers.
  • 23Ze draagt eventueel ook het verschil tussen de koperskoers en de veerkoperskoers.
  • 24Daaraan zal onder de financiële resultaten de opbrengst van de belegging van de NLG worden toegevoegd evenals de kost van de besteding van de overeenstemmende bedragen in Belgische franken gedurende de betrokken periode.
  • 25Cf. Deel III, B.
  • 26Een onderneming zou niettemin, wegens praktische redenen, bij wijze van waarderingsmethode kunnen beslissen om geen rekening te houden met de specifieke aard van de dekkingsverrichting en deze net zoals de verrichting die zij dekt, te integreren in het geheel van tegoeden en verplichtingen in deviezen waarvan sprake in het volgende deel.
  • 27Dit deel handelt over de waardering van tegoeden en verplichtingen in deviezen en over de verwerking van de omrekeningsverschillen in de jaarrekening. In tal van ondernemingen worden de omrekeningskoersen van tegoeden en verplichtingen in deviezen frequenter aangepast. Zo'n herberekening gebeurt met inachtneming van de in dit deel en in dele VIII en IV gestelde regels;
  • 28De ECU is feitelijk een "muntkorf" waarvan de waarde mechanisch wordt bepaald door de waarde van de munten uit die korf. Naar keuze van de onderneming mag de ECU hetzij als een afzonderlijke munt worden behandeld, hetzij worden omgerekend tot de munten waaruit hij is samengesteld.
  • 29Art. 18.
  • 30Cf. noot (1) p. 34.
  • 31Cf. art. 31, tweede lid jaarrekeningsbesluit voor vastrentende effecten geboekt als geldbelegging.
  • 32Te oordelen naar de beschikbare statistieken blijkt dat er algemeen genomen en zelfs binnen het Europese munt systeem, geen nauw verban tussen het verschil in rente op lange termijn op een gegeven ogenblik en de respectieve koersrevolutie van de betrokken munten tijdens de looptijd van de lening. Overigens wordt vastgesteld dat het wisselkoersverloop geen geleidelijk doch een relatief ongelijkmatige beweging kent, afhankelijk van de omstandigheden op korte termijn.
  • 33In tegenstelling tot kredietinstellingen, waar in beginsel alle vorderingen en schulden worden verondersteld rente op te leveren en waar het rente-evenwicht van primordiaal belang is.