CBN-advies 6-1 - Bewaring  van  de  verantwoordingsstukken


   Artikel  6,  vierde  lid  van  de  wet  van  17  juli  1975  bepaalt  onder  meer  dat  de verantwoordingsstukken,  in  origineel  of  in  afschrift,  tien  jaar  moeten  worden  bewaard. Deze  termijn  wordt  op  3  jaar  teruggebracht  voor  de  stukken  die  niet  als  bewijs  jegens derden  hoeven  te  dienen.   

Uit  de  voorbereidende  werken  van  de  boekhoudwet  (cf.  in  het  bijzonder  het  Verslag  van de  Verenigde  Commissies  van  justitie  en  Economische  Zaken)  blijkt  dat  ‐ behalve  wat  het bewaren  van  de  verantwoordingsstukken  in  de  vorm  van  afschriften  betreft  (onder  meer via  microfilm)  ‐ aan  dit  lid  geen  bijzondere  bespreking  werd  gewijd.   

De  Commissie  gaat  ervan  uit  dat  de  wetgever  met  de  gebezigde  bewoordingen  «stukken die  niet  als  bewijs  tegenover  derden  hoeven  te  dienen»,  stukken  bedoeld  heeft  die  geen rechtstreekse  betrekkingen  met  derden  weergeven.   
 
De  Commissie  wenst  in  dit  verband  te  benadrukken  dat  deze  bepaling  slechts  een minimale  verplichting  oplegt  inzake  de  bewaringstermijn  van  verantwoordingsstukken.  Zij ontslaat  de  ondernemingen  er  geenszins  van  een  passende  archiveringspolitiek  uit  te stippelen  naar  de  eisen  van  de  bedrijfsuitoefening.   

Derhalve  komt  het  iedere  onderneming  toe  te  beslissen  of  de  betrokken verantwoordingsstukken  ook  na  afloop  van  de  wettelijke  bewaringstermijnen  zullen  bewaard blijven,  gelet  op  het  wezenlijk  belang  ervan  bij  rechtsgeschillen  of  in  andere  procedures.