CBN-advies 152/5 - Verwerking van omrekeningsverschillen
In haar advies over de verrichtingen, tegoeden en verplichtingen in deviezen zegt de Commissie dat "het aangewezen is de tegenwaarde van de omrekeningsverschillen op monetaire posten te boeken in de overlopende rekeningen, aan actiefzijde voor latente verliezen, aan passiefzijde voor latente winsten ..."1 .
Bovendien stelt dit advies dat aan het einde van het boekjaar, voor de toepassing van het voorzichtigheidsbeginsel, de latente verliezen die overeenstemmen met negatieve omrekeningsverschillen ten laste moeten worden genomen terwijl de latente winsten die overeenstemmen met positieve omrekeningsverschillen op de balans moeten worden behouden en niet in resultaat worden genomen.
De vraag werd gesteld of hieruit moet worden afgeleid dat de negatieve omrekeningsverschillen in geen geval mogen worden geboekt in de overlopende rekeningen aan actiefzijde van de balans en dat de positieve omrekeningsverschillen steeds aan de passiefzijde van de balans moeten worden geboekt.
Naar het oordeel van de Commissie is het inderdaad onmogelijk om volgens de verwerkingsmethode voor omrekeningsverschillen waaraan zij de voorkeur geeft (zie Deel VII, B), een netto latent verlies in een bepaalde munt in de balans te behouden en dus niet ten laste te brengen van de resultatenrekening. Een dergelijke boekingswijze zou indruisen tegen het voorzichtigheidsbeginsel zoals dit in het algemeen wordt uitgelegd en toegepast in België.
Wanneer men deze lijn doortrekt, blijkt duidelijk dat een netto positief omrekeningsverschil in een bepaalde munt in de balans moet worden geboekt en niet in resultaat mag worden genomen.
Hierbij valt evenwel aan te stippen dat de Commissie onder bepaalde voorwaarden heeft toegestaan dat zowel de negatieve als de positieve omrekeningsverschillen integraal in resultaat worden genomen (zie Deel VII, C).
In de boeking die in voornoemd advies (pp. 35 tot 37) als voorbeeld wordt gegeven, zal de rekening 655 Resultaten uit de omrekening van USD na de heropening van de rekeningen en de tegenboeking die hieruit voortvloeit, een creditsaldo vertonen van 696 BEF. Men kan evenwel veronderstellen dat dit creditsaldo aan het einde van dit nieuwe boekjaar zal worden verrekend met de negatieve omrekeningsverschillen die naar alle waarschijnlijkheid aan debetzijde van rekening 655 zullen moeten worden geboekt. In de veronderstelling dat rekening 655 een creditsaldo zou blijven vertonen tot aan het einde van het boekjaar, dan is het aangewezen deze rekening te salderen via het credit van rekening 755.
- 1CBN-advies 152/1 – Boeking van deviezenverrichtingen en verwerking van tegoeden en verplichtingen in deviezen in de jaarrekening, Bull. CBN nr. 20, december 1987, p. 33.