CBN-advies 140 - Overeenstemming tussen de boekhouding en de jaarrekening
Krachtens artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen moet het rekeningenstelsel van de onderneming zodanig worden opgevat of aangepast dat de balans en de resultatenrekening zonder toevoeging of weglating voortvloeien uit de balans van de desbetreffende rekeningen.
Deze overeenstemming tussen de jaarrekening en de boekhouding wordt automatisch gewaarborgd voor de onderneming waarop zowel het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 als het besluit over het algemeen rekeningenstelsel toepasselijk is. Met elke post op de balans en de resultatenrekening, die voorkomt in de jaarrekeningschema's, stemt inderdaad een rekening uit het algemeen rekeningenstelsel overeen. Met de parallelle uitbreiding van het toepassingsgebied van het besluit over de jaarrekening en van dat over het algemeen rekeningenstelsel, door het besluit van 12 september 1983, zal die overeenstemming ook automatisch zijn voor de kleine en middelgrote ondernemingen, met uitzondering evenwel van de ondernemingen beoogd in artikel 5 van de wet1 , welke aan geen van beide besluiten zijn onderworpen.
Artikel 14 van de wet van 1 juli 1983 tot wijziging van de wet van 17 juli 1975 laat de ondernemingen met een jaargemiddelde van het personeelsbestand van ten hoogste 50, een omzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde van niet meer dan 50 miljoen en een balanstotaal van ten hoogste 25 miljoen, toe het algemeen rekeningenstelsel slechts toe te passen bij het begin van het boekjaar dat aanvangt na 31 december 1984, hoewel zij hun jaarrekening afgesloten op het einde van het boekjaar dat aanvangt na 31 december 1983, reeds overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 bepaalde schema's moeten opmaken2 .
Voor deze ondernemingen moet de overeenstemming tussen de boekhoudkundige gegevens en de jaarrekening beoordeeld worden op grond van de volgende bepalingen uit de basiswet: ten eerste, dat de rekeningen moeten worden ondergebracht in een voor het bedrijf passend rekeningenstelsel3 , ten tweede, dat de rekeningen zoals deze uit de boekhouding blijken, na in overeenstemming te zijn gebracht met de gegevens van de inventaris, in de jaarrekening worden samengevat en beschreven4 .
Hieruit volgt dat voor deze ondernemingen het in artikel 5 van het besluit van 8 oktober 1976 vervatte beginsel toepasselijk is zelfs wanneer hun rekeningen in hun rekeningenstelsel qua inrichting en nummering, nog niet zouden overeenstemmen met de - voor hen weliswaar nog niet geldende - bepalingen van het besluit betreffende de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel
- 1De natuurlijke personen die koopman zijn, de vennootschappen onder firma en de gewone commanditaire vennootschappen waarvan de omzet over het laatste boekjaar, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, geen 20 miljoen frank overschrijdt.
- 2Tenzij het gaat om natuurlijke personen die koopman zijn, vennootschappen onder firma of eenvoudig commanditaire vennootschappen, waarop de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 voor het eerst van toepassing zijn op de jaarrekening afgesloten bij het einde van het boekjaar dat aanvangt na 31 december 1985.
- 3Artikel 4, vijfde lid.
- 4Artikel 7, tweede lid.