CBN-advies 163 - Boekhoudkundige verwerking van in-substance defeasance

De Commissie werd om advies gevraagd over de boekhoudkundige verwerking van een verrichting die bestaat uit de onherroepelijke overdracht van activa - meestal vastrentende effecten - aan een derde, meestal een "trustee" die is gevestigd in een land waar deze instelling bekend is; deze trustee moet dan instaan voor de aflossing van de schuld - die hem tegelijkertijd wordt overgedragen - met behulp van de opbrengsten uit deze activa. Deze verrichting geschiedt zonder het akkoord van de schuldeisers. 

De Commissie wenst zich niet uit te spreken over de economische of financiële voordelen van deze techniek. 

Deze techniek is ontstaan in de Verenigde Staten. Wanneer de betrokken verrichting aldaar voldoet aan de voorwaarden van het "Statement of financial accounting standards n° 76 - Extinguishment of debt", moet het bedrag van de schuld niet meer worden opgenomen in de balans aangezien zij dan geacht wordt in economisch opzicht te zijn aangezuiverd. 

Hoewel de Commissie voor Boekhoudkundige Normen niet bevoegd is om zich uit te spreken over de rechtsgeldigheid van een verrichting noch over de kwalificatie die de partijen hieraan geven, kan pas na juridisch onderzoek worden uitgemaakt hoe zij boekhoudkundig moet worden verwerkt. 

Van wezenlijk belang, naar het oordeel van de Commissie, is dat, in casu, ten aanzien van het Belgisch positief recht de verbintenis niet wordt uitgevoerd noch tenietgaat en dat de oorspronkelijke schuldenaar het gehele bedrag verschuldigd blijft, zelfs al worden tegelijkertijd zijn schuld en een vordering overgedragen; dit impliceert dat de schuld aan passiefzijde van de balans van de lener geboekt blijft. 

De jaarrekeningschema's bepaald bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 bevatten overeenkomstig de dwingende voorschriften van de 4de richtlijn, posten voor de schulden. Bijgevolg moeten alle verplichtingen die, in de zin van het Belgisch recht, de kenmerken van een schuld vertonen, in deze posten worden opgenomen en mogen zij dus niet in een andere balanspost aan passiefzijde worden geboekt noch a fortiori uitsluitend als verplichtingen worden vermeld in de toelichting.

Aangezien er in het Belgische recht geen trust- of fiducieregeling bestaat, rijzen er een aantal vragen omtrent de gevolgen van de overdracht van de activa aan de trustee, onder meer welke gevolgen een ontwaarding of een verlies van de overgedragen activa zou hebben voor de relatie tussen de schuldenaar en zijn schuldeiser. In een dergelijke context rijst dezelfde vraag met betrekking tot de verplichtingen van de "trustee".

Wanneer de schuld niet wordt opgenomen in de balans, zou deze niet voldoen aan de fundamentele verplichting uit zowel het Belgische als het Europese recht op grond waarvan de balans alle tegoeden, schulden en verplichtingen van de onderneming moet bevatten. Een aantal van deze gegevens weglaten zou derhalve het getrouwe beeld van de jaarrekening kunnen aantasten en de aansprakelijkheid van de ondernemingsleiders op het spel zetten. Onder meer bij een later faillissement zouden derden kunnen aanvoeren dat zij werden misleid door de weglating van belangrijke actief- en passiefbestanddelen in de openbaar gemaakte jaarrekening waarop zij zich baseerden voor hun transacties met de betrokken vennootschap. 

De Commissie is derhalve tot het besluit gekomen dat de boekhoudkundige verwerking van een "in-substance defeasance"-verrichting in het kader van het Belgische boekhoudrecht, er niet mag op neerkomen dat de schuld uit het passief van de betrokken onderneming wordt weggelaten. Bovendien is zij van oordeel dat er belangrijke vragen rijzen omtrent het statuut van de activa die aan de trustee worden "overgedragen".