Individuele Beslissing inzake Boekhoudrecht
IBB 2021/05 – Correctie van de jaarrekening
Beslissing van 7 oktober 2021
Voorwerp van de aanvraag
De aanvraag strekt ertoe te vernemen of de correctie van de jaarrekening over de boekjaren van 31 december 2008 tot 31 december 2020, zoals voorgesteld door het bestuursorgaan van vennootschap A, overeenkomstig artikel 3:19, § 1 WVV en CBN-advies 2020/12 – Correctie van de jaarrekening, strookt met het Belgische boekhoudrecht.
Beschrijving door de aanvrager
Vennootschap A werd in 2002 opgericht door de heer X, overleden echtgenoot van mevrouw Y.
Voor de financiering van een nieuwe vestiging ging vennootschap A in 2005 een investeringskrediet aan bij bank B. Als waarborg voor dit bankkrediet ontving bank B een pandrecht op de begunstiging van mevrouw Y in het kader van een levensverzekeringscontract bij firma F.
De verhoudingen in de schuldsaldo-verzekeringspolis waren als volgt samengesteld:
- verzekeringnemer: de heer X;
- verzekerde: de heer X;
- begunstigde: mevrouw Y;
- pandhouder van de begunstiging: bank B.
Het verzekeringscontract werd ab initio privé afgesloten door de heer X, die alle verschuldigde premies en bijdragen financierde met privémiddelen. De kosten verbonden aan de verzekeringspolis werden nooit door vennootschap A betaald of fiscaal afgetrokken.
Naar aanleiding van het overlijden van de heer X in 2008 ging firma F over tot uitkering van het verzekerde kapitaal aan mevrouw Y. De aanzuivering van het kredietsaldo gebeurde via een rechtstreekse betaling op de bankrekening van bank B in diens hoedanigheid van pandhouder van de verzekeringsbegunstiging. Het resterende saldo van het verzekerde kapitaal werd uitbetaald op de rekening van mevrouw Y.
Ingevolge een dwaling van de voormalig accountant van vennootschap A heeft zich een vergissing voorgedaan in de boekhoudkundige verwerking van de uitkeringen door firma F. De voormalig accountant nam de uitbetaling van het kredietsaldo door firma F aan bank B op onder de Uitzonderlijke opbrengsten (code 76 van de resultatenrekening) van vennootschap A.
Deze boekingen waren verkeerd en strijdig met de boekhoudwet, aangezien de werkelijke begunstigde van de schuldsaldo-uitkering mevrouw Y was en niet vennootschap A. Het uitgedoofde kredietsaldo had moeten worden ingeschreven in de credit-rekening-courant van mevrouw Y, de legitieme begunstigde van de uitkering, en niet in de (uitzonderlijke) opbrengsten van vennootschap A.
Opbrengsten kunnen enkel en alleen in de resultaten van een vennootschap worden opgenomen in zoverre deze ook daadwerkelijk toebehoren aan en gerealiseerd worden door de desbetreffende vennootschap, wat hier niet het geval is. De opbrengst werd in casu verkregen door mevrouw Y, als begunstigde van de uitkering - hoewel deze werd overgemaakt aan bank B uit hoofde van diens pandrecht - en niet door vennootschap A. De opbrengst werd met andere woorden gerealiseerd door mevrouw Y en ter beschikking gesteld van vennootschap A, voor de aanzuivering van de bankschuld tegenover bank B. Het loutere wegvallen van de bankschuld in hoofde van vennootschap A heeft niet tot gevolg dat deze uitgedoofde schuld een uitzonderlijke opbrengst wordt van de vennootschap.
Voor de correctie van de jaarrekening over de boekjaren van 31 december 2008 tot 31 december 2020, stelt de aanvrager volgende correctieboekingen voor:
- de verwijdering van de uitkering van het schuldsaldo-levensverzekeringskapitaal door firma F uit de resultatenrekening van vennootschap A door debitering van rekening 76 (Uitzonderlijke opbrengsten) in boekjaar 2008;
- de inschrijving van diezelfde schuldsaldo-uitkering in de rekening-courant op naam van mevrouw Y door creditering van rekening 489 (Schulden in rekening-courant) in boekjaar 2008;
- de aanpassing van de boekhoudkundige balansen en resultaten van vennootschap A in de boekjaren volgend op boekjaar 2008 tot op heden, en dit op basis van bovenvermelde correctieboekingen.
Beslissing van het College
Gelet op de artikelen III.93 en III.93/1 van het Wetboek van economisch recht en de voormelde overwegingen beslist het College in de zitting van 7 oktober 2021 dat de transactie die in 2008 in hoofde van vennootschap A werd uitgevoerd, had moeten worden opgenomen op de credit-rekening-courant van mevrouw Y, de enige wettelijke begunstigde van de levensverzekering, en niet in opbrengsten.
Het College keurt het voorstel goed waarin de oorspronkelijke boekingen van 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 worden gecorrigeerd door debitering van rekening 76 (Uitzonderlijke opbrengsten) en creditering van rekening 489 (Schulden in rekening-courant).
Deze correctieboekingen zijn in overeenstemming met randnummers 33 en 34 van CBN-advies 2020/12 – Correctie van de jaarrekening.