COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN
CBN-advies 2011/15 - Waardeverminderingen op handelsvorderingen, gedekt door een kredietverzekering
Advies van 6 juli 2011
Inleiding
Handelsvorderingen ontstaan uit de verkoop van goederen en diensten aan klanten, die niet meteen betaald worden. De leverancier loopt hierbij een kredietrisico, dit is het risico op niet-betaling door de klant. Sommige leveranciers kiezen ervoor om zich in te dekken tegen een risico van niet-betaling door hun klanten op de afgesproken termijn, omwille van een toestand van onvermogen. Dit gebeurt doorgaans door het afsluiten van een kredietverzekering.
Een kredietverzekeringspolis voorziet in een schadevergoeding ten belope van een bepaald percentage van het bedrag van een handelsvordering, die automatisch wordt uitgekeerd bij insolventie van de klant of als de klant een aantal maanden na vervaldag nog niet betaald heeft (vermoedelijke insolventie).1 Doorgaans zal de kredietverzekeraar eisen dat de verzekeringnemer zijn gehele klantenbestand ter verzekering aanbiedt. Op basis van deze portefeuille wordt dan door de verzekeraar overgegaan tot analyse van de financiële situatie van elk van deze klanten met het oog op het vastleggen van een maximum toegelaten risico. Het resultaat van dit solvabiliteitsonderzoek mondt uit in het vaststellen per klant van een kredietlimiet, dit is het maximum bedrag dat de verzekeraar bereid is te nemen op een geïdentificeerde klant van de verzekeringnemer. De verzekeraar kan periodiek limietwijzigingen bepalen. In de verzekeringspolis zijn doorgaans nog andere voorwaarden opgenomen.
Dit advies behandelt de mate waarin op verzekerde handelsvorderingen waardeverminderingen kunnen worden geboekt alsook de boekhoudkundige gevolgen van de tussenkomst van de kredietverzekeraar.
Waardeverminderingen op verzekerde handelsvorderingen
Het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen (hierna: KB W.Venn.) bepaalt dat vorderingen in de balans worden opgenomen voor hun nominale waarde, onverminderd de verplichting om op de betrokken vorderingen waardeverminderingen toe te passen zo er voor het geheel of een gedeelte ervan onzekerheid bestaat over de betaling ervan op de vervaldag.2
In de praktijk zal de onderneming, minstens ter gelegenheid van de inventaris (maar dit kan ook gebeuren in de loop van het boekjaar; in dit geval dient de waardevermindering opnieuw onderzocht te worden op inventarisdatum), de handelsvorderingen op hun inbaarheid onderzoeken. Wanneer de klant in een problematische toestand verkeert, waardoor de inning twijfelachtig wordt, moet de onderneming de vordering op deze handelsdebiteur afzonderen naar de rekening 407 Dubieuze debiteuren.
Vervolgens dient de onderneming een waardevermindering te boeken op deze dubieuze vordering. Waardeverminderingen worden in artikel 45 KB W.Venn. omschreven als correcties op de aanschaffingswaarde van actiefbestanddelen, om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het boekjaar. Deze waardeverminderingen worden afgetrokken van de actiefposten waarop ze betrekking hebben.
Ingeval de handelsvordering gedekt is door een kredietverzekering, zal de onderneming deze waardevermindering boeken ten laatste op het moment waarop zij het dossier ter incasso overmaakt aan de kredietverzekeraar3 , tenzij reeds vroeger ernstige indicaties van betalingsonzekerheid voorkwamen. In de regel mag er worden van uitgegaan dat als het dossier ter incasso wordt aangeboden, dit een (verdere) indicatie is van mogelijke insolventie van de klant.
Met het oog op de bepaling van het bedrag van de waardevermindering, maakt de onderneming een zo getrouw mogelijke raming van het verlies dat ze vermoedt op de vordering te zullen lijden. De raming moet rekening houden met het feit dat de vordering inclusief btw is en dat men, indien er niet betaald wordt, de als verschuldigd geboekte (en waarschijnlijk al doorgestorte) btw zal kunnen recupereren. Daarenboven dient de waardevermindering beperkt te worden tot maximaal het niet-verzekerde gedeelte van de vordering. Op het moment van de overdracht ter incasso weet de onderneming immers dat zij binnen een bepaalde termijn en mits het vervullen van de voorwaarden een schadeloosstelling zal uitgekeerd krijgen. Hiervoor moet de onderneming aan de hand van hetgeen bepaald is in het verzekeringscontract een raming maken van het bedrag waarvoor de verzekeraar dekking verleent. In de praktijk zal de tussenkomst van de verzekeraar beperkt zijn tot een gedeelte van het nominaal bedrag van de schuldvordering, met uitsluiting van de intresten wegens laattijdige betaling en het eventuele boetebeding, en onder aftrek van eventuele uitgaande creditnota’s en effectief geïnde gedeeltelijke betalingen. De verschafte dekking is bovendien gebonden aan allerlei begrenzingen, zoals een verplicht ongedekt deel van de maximum limiet van de gedekte risico’s, of zelfs een franchise.4
Tussenkomst kredietverzekeringsmaatschappij
Overdracht ter incasso
Indien de facturen onbetaald blijven en de oorzaak te wijten is aan onvermogen in hoofde van de debiteur zal de verzekeringnemer binnen de contractueel vastgelegde termijn en binnen de voorwaarden van de polis aanspraak kunnen maken op schadeloosstelling. Deze termijn neemt in de regel een aanvang op het moment waarop het dossier aan de kredietverzekeraar wordt overgedragen ter incasso.
Betaling van de schadevergoeding
Naar aanleiding van de ontvangst van de schadeloosstelling boekt de onderneming een opbrengst onder de rubriek I.D Andere bedrijfsopbrengsten (de rekeningen 743 tot 749 van het MAR) van de resultatenrekening. De schade voortvloeiend uit de niet-betaling van handelsvorderingen behoort immers tot de normale bedrijfsrisico’s.
Door het betalen van de schadevergoeding wordt de verzekeringsmaatschappij van rechtswege in de plaats gesteld van alle rechten die de verzekerde bezit met betrekking tot de schuldvordering die het voorwerp van de schade uitmaakt.5 Specifiek voor kredietverzekeringen bepaalt artikel 75 van de Wet op de landverzekeringsovereenkomst dat dit principe van wettelijke subrogatie ook geldt bij gedeeltelijke schadeloosstelling door de verzekeraar. De subrogatie in het voordeel van de kredietverzekeraar heeft als gevolg dat de vordering verdwijnt uit de boekhouding van de onderneming. Hierbij zal tevens een minderwaarde op de realisatie van de handelsvordering tot uitdrukking gebracht worden.
De Commissie is van mening dat de kosten die de verzekeringnemer heeft geleden door het boeken van de minderwaarde op de handelsvorderingen enerzijds, en de opbrengst n.a.v. het ontvangen van de schadevergoeding vanwege de verzekeraar anderzijds, boekhoudkundig niet mogen gecompenseerd worden, ook al ontstaan zij op hetzelfde ogenblik. De Commissie verwijst hiervoor naar het boekhoudrechtelijk compensatieverbod, zoals vastgelegd in artikel 25, § 2 van het KB W.Venn., volgens hetwelk een compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten verboden is, behalve in de gevallen door het besluit bepaald. Het KB W.Venn. voorziet geen uitzondering ingeval de kosten vooraf waren ingedekt.6 Bovendien betaalt de kredietverzekeraar niet de schuld van de klant, maar een eigen, zelfstandige schuld.7 Deze schulden zijn weliswaar zeer nauw verwant met elkaar, aangezien hun voorwerp identiek is, nl. de vergoeding van de schade.8 De oorzaak van de verbintenis van de verzekeraar bevindt zich echter uitsluitend in zijn verhouding tot de schuldeiser zelf (i.e. de onderneming), en is dus niet te vinden in de interne verhouding tussen de onderneming en de klant.9
Voorbeeld
Een onderneming heeft een vordering van 1.210 euro (incl. btw) op een klant. Deze vordering wordt voor 70 % van het totale bedrag excl. btw (d.i. 700 euro) verzekerd door een kredietverzekering. De vervaldatum werd reeds ruim overschreden. Uit onderzoek blijkt dat voor het volledige bedrag van de vordering onzekerheid bestaat over de inning ervan.
Boeking van de verkoopfactuur
400 | Handelsdebiteuren | 1.210 | |||
aan | 700-707 | Verkopen en dienstprestaties | 1.000 | ||
451 | Te betalen btw | 210 |
Overboeking naar dubieuze debiteuren
De volledige vordering (inclusief btw) wordt overgeboekt naar de dubieuze debiteuren.
407 | Dubieuze debiteuren | 1.210 | |||
aan | 400 | Handelsdebiteuren | 1.210 |
Boeking van de waardevermindering
Ten laatste op het moment waarop de onderneming de vordering ter incasso afstaat aan de kredietverzekeraar, boekt zij een waardevermindering ten belope van het niet-gedekte gedeelte van de vordering excl. btw.
6340 | Waardeverminderingen op handelsvorderingen op ten hoogste één jaar: toevoeging | 300 | |||
aan | 409 | Handelsvorderingen: geboekte waardeverminderingen (-) | 300 |
Naar aanleiding van de overdracht ter incasso worden verder geen boekingen verricht.
Afwikkeling van de vordering
De klant betaalt daadwerkelijk niets
Werd het dossier reeds ter incasso overgedragen aan de kredietverzekeraar, dan betaalt deze binnen de contractueel vastgelegde termijn de contractueel voorziene schadevergoeding uit aan de onderneming.
550 | Kredietinstellingen: rekeningen-courant | 700 | |||
aan | 743 tot 749 | Diverse bedrijfsopbrengsten | 700 |
Door de subrogatie, die plaatsvindt doordat de kredietverzekeraar de verzekerde schadeloos heeft gesteld, verdwijnt de vordering definitief uit de boeken van de onderneming. De afwikkeling van de dubieuze handelsvordering wordt op onderstaande wijze verwerkt, waarbij de niet ontvangen btw wordt geregulariseerd op voorwaarde dat is komen vast te staan dat de klant daadwerkelijk niets zal betalen.
411 | Regularisatie te betalen btw | 210 | |||
409 | Handelsvorderingen: geboekte waardeverminderingen (-) | 300 | |||
642 | Minderwaarden op de realisatie van handelsvorderingen | 700 | |||
aan | 407 | Dubieuze debiteuren | 1.210 |
De klant betaalt 605 euro (incl. btw), de onderneming vermoedt van de klant verder niets meer te zullen ontvangen
Werd het dossier nog niet ter incasso overgedragen aan de kredietverzekeraar, dan vinden volgende boekingen plaats bij de onderneming.
550 | Kredietinstellingen: rekeningen-courant | 605 | |||
aan | 407 | Dubieuze debiteuren | 605 |
Bij de overdracht van het dossier aan de kredietverzekering ter incasso is nog steeds een waardevermindering geboekt ten belope van het niet-gedekte gedeelte (300 euro) van de resterende vordering (500 euro).
Bij ontvangst van de schadeloosstelling, binnen de contractueel voorziene termijn:
550 | Kredietinstellingen: rekeningen-courant | 200 | |||
aan | 743 tot 749 | Diverse bedrijfsopbrengsten | 200 |
Door de subrogatie, die plaatsvindt doordat de kredietverzekeraar de verzekerde schadeloos heeft gesteld, verdwijnt het resterende gedeelte van de vordering definitief uit de boeken van de onderneming.
411 | Regularisatie te betalen btw | 105 | |||
642 | Minderwaarde op de realisatie van handelsvorderingen | 200 | |||
409 | Handelsvorderingen: geboekte waardeverminderingen (-) | 300 | |||
aan | 407 | Dubieuze debiteuren | 605 |
- 1De kredietverzekering maakt deel uit van de schadeverzekeringen. De juridische basis hiervoor is terug te vinden in de artikelen 70 t.e.m. 76 van de Wet op de landverzekeringsovereenkomst.
- 2Artikel 67 en 68 KB W.Venn.; artikel 45 KB W.Venn.
- 3Bij de aanvraag tot vergoeding (de schadeaangifte) wordt het dossier ter incasso overgedragen aan de kredietverzekeraar, die als lasthebber instaat voor de verdere inning van de vordering, of hiertoe opdracht geeft aan een incasso-dienst.
- 4W. VAN GERVEN, Beginselen van Belgisch privaatrecht. Handels- en economisch recht: Ondernemingsrecht, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1989, 763.
- 5Artikel 41, 71 en 75 van de Wet op de landverzekeringsovereenkomst.
- 6In diezelfde zin: D. NORE, “Het compensatieverbod en de primauteit van het boekhoudrecht inzake de fiscale winstbepaling herbevestigd in het kader van een kredietverzekering, noot onder Rb. Antwerpen 24 december 2004, T.F.R. 2005, 823 en P. BECUE, Handboek Kredietverzekering, Antwerpen, Intersentia, 2008, 318-319; bevestigd door Antwerpen 22 september 2009, T.F.R. 2010, 68.
- 7M. VAN QUICKENBORNE, “Borgtocht”, in Algemene Praktische Rechtsverzameling, Antwerpen, Story-Scientia, 1999, 462-463; bepaalde auteurs spreken omwille van deze reden van quasi-subrogatie. Zie P. VAN OMMESLAGHE, « La transmission des obligations en droit positif belge », in La transmission des obligations, 1980, Brussel, Bruylant, 1980, 135-137.
- 8M. FONTAINE, Droit des assurances, Brussel, De Boeck & Larcier, 1996, 254-255.
- 9M.E. STORME, syllabus Persoonlijke Zekerheden, Gent-Mariakerke, 2011, 19.