COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN
CBN-advies 107/4 - Voorzieningen voor de schulden ten opzichte van het personeel bij sluiting van de onderneming
Aan de Commissie werd gevraagd of een onderneming een voorziening mag boeken voor de personeelskosten en andere sociale lasten die zij moeten dragen bij de stopzetting van het geheel of van een belangrijk gedeelte van haar bedrijf met als gevolg het ontslag van alle of een groot aantal personeelsleden.
Het antwoord op deze vraag moet worden gezocht in het licht van de algemene beginselen in het besluit die aan de basis liggen van de boeking van voorzieningen voor risico's en lasten en in het licht van artikel 40, tweede lid van ditzelfde besluit. Daarbij moet worden onderscheiden tussen het geval waarin de beslissing tot stopzetting reeds werd genomen of nakend is en het geval waarin het gaat om een loutere mogelijkheid die door geen enkel objectief gegeven waarschijnlijk wordt gemaakt.
Zolang het bevoegde orgaan geen beslissing heeft genomen tot sluiting van de onderneming of een belangrijk gedeelte daarvan of zolang een dergelijke beslissing niet als waarschijnlijk voorkomt, staat het een onderneming niet vrij een voorziening te boeken voor de schulden die daaruit zouden kunnen ontstaan. Het besluit bepaalt immers dat voorzieningen tot doel hebben naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of lasten te dekken, die op balansdatum als waarschijnlijk moeten worden beschouwd dan wel vaststaan doch waarvan de omvang slechts kan worden geraamd. Uit deze bepaling vloeit voort dat een loutere mogelijkheid niet de basis kan zijn voor de boeking van een voorziening.
Zoals in het geval van algemene risico's kan daaraan slechts worden tegemoet gekomen door de vorming van reserves.
Werd daarentegen een beslissing tot sluiting genomen of is die beslissing nakend, dan is de boeking van een voorziening, onder meer voor de sociale schulden voortspruitend uit de afdanking van personeel, niet alleen toegelaten maar zelfs verplicht. Dit vloeit voort uit artikel 40 van het besluit waarin gehandeld wordt over de vereffening van het geheel of van een gedeelte van de onderneming en waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat in dit geval een voorziening moet worden geboekt voor de aan het personeel te betalen vergoedingen en voor de andere vereffeningskosten.
In dit laatste geval moet de waardering van activa en passiva in de jaarrekening trouwens worden aangepast vermits niet meer wordt uitgegaan van één der fundamentele beginselen die aan de waardering in de jaarrekening ten grondslag liggen, met name het vermoeden dat de onderneming haar werkzaamheden zal voortzetten (going-concern beginsel).