CBN-advies 132/4 - Termijnovereenkomsten op handelsgoederen

Beginselen 

  1. Handelsgoederen in voorraad worden krachtens artikel 27, § 1 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen, gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde of tegen de marktwaarde op balansdatum als die lager is. 
     
  2. Krachtens artikel 19, 3de lid van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 moet rekening worden gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en ontwaardingen ontstaan tijdens het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft. 

Artikel 19, 5de lid van dit besluit bepaalt : «Voorzieningen moeten, onder meer, gevormd worden met het oog op :

  1. ...
  2. ...
  3. de verlies- of kostenrisico's die voortvloeien uit ... termijnposities of -overeenkomsten op goederen». 

Niet gedekte verrichtingen op termijn 

Aankoopverrichtingen 

Ten aanzien van het prijsrisico, maakt het voor een onderneming geen verschil uit of zij goederen op termijn heeft gekocht dan wel in voorraad heeft. Inderdaad, wanneer een onderneming goederen op termijn heeft gekocht en daarna de marktwaarde daalt, dan is het potentieel verlies op deze verrichting hetzelfde als indien deze goederen in voorraad waren. 

Zolang de op termijn gekochte goederen niet zijn geleverd, worden zij niet op de balans onder de activa geboekt, maar in de Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen, met name op rekening 060 van het algemeen rekeningenstelsel. Hieruit volgt dat deze «minderwaarde» op termijn gekochte goederen niet ten laste kan worden genomen door toepassing van het beginsel van de waardering in de balans tegen lagere marktwaarde; zulks moet gebeuren via de vorming van een voorziening voor risico's en kosten (cf. artikelen 13 en 19, 5de lid van het besluit van 8 oktober 1976). 

Hieruit volgen twee conclusies : 

  1. wanneer een onderneming goederen op termijn heeft gekocht moet, indien de marktwaarde op balansdatum lager is, een voorziening worden gevormd, ten belope van het verschil tussen de overeengekomen prijs en de lagere marktwaarde op balansdatum; 
     
  2. in casu is de algemene regeling inzake voorzieningen van toepassing; met andere woorden :
    • zij mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin zij op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is, volgens een actuele beoordeling ... van de risico's en kosten waarvoor zij worden gevormd (artikel 19, 6de lid);
    • in feite zal in de regel de op het einde van een boekjaar gevormde voorziening tijdens het volgende boekjaar teruggenomen worden; bij afwikkeling van de termijnaankopen wordt in de resultaten een aankoop tegen aanschaffingswaarde geboekt; op het einde van het boekjaar wordt dan desgevallend voor nog lopende termijnaankoopovereenkomsten een nieuwe voorziening gevormd volgens dezelfde beginselen. 

Indien op balansdatum de marktprijs hoger is dan de in de termijnaankoopovereenkomst bedongen prijs, is er een latente winst die echter niet gerealiseerd is en die derhalve niet voor in-resultaat- neming vatbaar is. 

Verkoopverrichtingen 

Wanneer een onderneming goederen op termijn heeft verkocht die zij niet in voorraad heeft noch op termijn heeft gekocht, dan heeft zij een baissepositie. Dit betekent dat zij een daling van de prijzen verwacht en goederen heeft verkocht met de hoop om op een later tijdstip de te leveren goederen goedkoper te kunnen aankopen. 

Het risico is hier dat de prijs van de goederen stijgt en dat de onderneming de koopwaren duurder moet kopen dan de prijs bedongen in de termijnverkoopovereenkomst. 

Indien, op balansdatum, de marktprijs hoger is dan deze bedongen prijs, zal een voorziening moeten worden gevormd ten belope van het verschil. 

Zoals hierboven gezegd is in casu de algemene regeling inzake voorzieningen van toepassing. 

Indien op balansdatum de marktprijs lager is dan de in de termijnverkoopovereenkomst bedongen prijs, is er een latente winst die echter niet gerealiseerd is en die derhalve niet voor in-resultaat- neming vatbaar is. 

Gedekte verrichtingen 

Als op een bepaald ogenblik een onderneming goederen in voorraad heeft dan wel op termijn heeft gekocht en tegelijkertijd soortgelijke goederen contant dan wel op termijn verkoopt, dan is het hieraan verbonden prijs- risico gedekt ten belope van het kleinste van de twee betrokken hoeveelheden. 

Voorbeelden 

  1. Een onderneming heeft goederen op termijn gekocht en deze onmiddellijk daarna op termijn verkocht; in dit geval heeft een latere schommeling van de marktprijs van deze goederen geen invloed op het vermogen en het resultaat van de onderneming. 
  2. Een onderneming heeft een voorraad en verwacht een daling van de marktprijs; om zich tegen deze verwachte daling in te dekken, verkoopt zij deze goederen op termijn, zelfs met verlies; desgevallend kan zij diezelfde goederen later terug inkopen, tegen een lagere prijs indien haar verwachtingen bewaarheid worden. 
    In dit geval is de voorraad nog fysiek aanwezig, maar economisch «verkocht»; het risico van een prijsschommeling is uitgeschakeld. Uiteraard kan hier de regel van waardering tegen lagere marktwaarde - die ervan uitgaat dat aan de voorraad een prijsrisico voor de onderneming is verbonden -niet zonder meer worden toegepast. Bedrijfseconomisch zou zulks immers niet kunnen worden verantwoord. 
  3. Een onderneming heeft een bestelling ontvangen waarvan de uitvoering de verwerking van grondstoffen vergt. In haar prijsofferte heeft de onderneming rekening gehouden met een aankoopprijs van deze grondstoffen van X. Om te voorkomen dat een mogelijke prijsstijging van de te verwerken grondstoffen de rendabiliteit van de bestelling in het gedrang zou brengen, dekt zij bij ontvangst van de bestelling het prijsrisico door de grondstoffen op termijn te kopen. 

Wanneer het om gedekte verrichtingen gaat moet bij de boekhoudkundige verwerking vanzelfsprekend rekening worden gehouden met de financiële en bedrijfseconomische betekenis van deze dekking. Een afzonderlijke waardering van de voorraden, van de aankopen op termijn en van de verkopen op termijn is dus uitgesloten. 

Zouden deze voorraden, aankopen op termijn en verkopen op termijn afzonderlijk worden gewaardeerd, dan zou elke prijsschommeling, naar boven of naar onder toe, gelijktijdig zowel een niet-gerealiseerd verlies opleveren (in beginsel ten laste te nemen) als een niet- gerealiseerde winst (niet in resultaat te nemen). Het vooropgestelde doel - uitschakeling van het prijsrisico - is dan economisch wel maar boekhoudkundig niet bereikt, wat zou leiden tot vertekening van het resultaat en mogelijke winstmanipulaties. 

Hierbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen de gevallen waarin de onderneming specifieke dekkingsverrichtingen uitvoert en de gevallen waarin de onderneming een groot aantal verrichtingen afsluit en waar de positie niet per verrichting maar in haar geheel wordt beheerd. 

Specifieke dekkingsverrichtingen 

Bij specifieke dekking hoort de rechtstreekse bedrijfseconomische binding tussen de twee verrichtingen ook in de boekhouding te worden weergegeven. 

In het hierboven sub a) aangehaalde geval moet bij het afsluiten van de dekkingsverrichting - ongeacht de latere evolutie van de marktprijs - het zowel negatieve als positieve verschil tussen de in de termijnovereenkomsten bedongen verkoop- en aankoopprijs in resultaat worden genomen. 

In het hierboven sub b) aangehaalde geval is de voorraad te waarderen tegen de in de termijnverkoopovereenkomst bedongen prijs. De regel van de lagere marktwaarde vindt in dit geval geen toepassing meer vermits de dekkingsverrichting het prijsrisico uitgesloten heeft.
 
In het sub c) aangehaalde geval is het prijsrisico met betrekking tot de op termijn gekochte grondstoffen gedekt door de prijs die voor deze grondstoffen is bedongen in de ontvangen bestelling. Er is derhalve geen reden om bij het opmaken van de inventaris en de jaarrekening, rekening te houden met de latere evolutie van de marktprijs van deze op termijn gekochte grondstoffen. 

Verrichtingen in groter aantal en beheer van de positie 

Wanneer een onderneming talrijke verrichtingen op termijn afsluit, worden de goederenposities over het algemeen als geheel beheerd veeleer dan via een specifieke dekking per verrichting. Hier spitst het toezicht zich dan toe op de totale positie die voortvloeit uit de (algebraïsche) samenvoeging van verrichtingen in groter aantal. 

Behalve wanneer de vervaldagen niet samenvallen, is de positie gedekt in de mate waarin de hoeveelheid goederen in voorraad en op termijn gekocht, gelijk is aan de hoeveelheid gelijkaardige goederen, contant of op termijn verkocht. 

Het zal zelden gebeuren dat de posities totaal gedekt zijn. «Technische» posities - van geringe omvang - à la hausse of à la baisse, zijn onvermijdelijk. Anderzijds kan de onderneming bewust een speculatieve positie nemen om voordeel te halen uit een verwachte stijging of daling van de betrokken goederen. 

In dit geval : 

  1. is het risico verbonden aan toekomstige prijsschommelingen uitgeschakeld ten aanzien van het gedekte gedeelte van de verrichtingen; 
  2. blijft het prijsrisico in beginsel enkel bestaan ten aanzien van het niet-gedekte gedeelte van de verrichtingen; 
  3. kan bij gebrek aan specifieke binding tussen bepaalde verrichtingen, het resultaat slechts voor het geheel van de verrichtingen en per saldo berekend worden, door verwijzing naar een referentiewaarde : als referentiewaarde wordt de marktprijs op balansdatum gekozen; 
  4. is de op balansdatum vastgestelde meer- of minderwaarde gerealiseerd in de mate waarin zij betrekking heeft op het gedekte gedeelte van de verrichtingen; 
  5. is diezelfde meer- of minderwaarde niet gerealiseerd in de mate waarin zij betrekking heeft op het niet-gedekte gedeelte van de verrichtingen. 

Met toepassing van de algemene beginselen verwoord in het koninklijk besluit van 8 oktober 1976, wordt 

  1. de per saldo vastgestelde minderwaarde in resultaat genomen, via de vorming van een voorziening; 
  2. de per saldo vastgestelde meerwaarde uitgesteld via een overlopende rekening onder de passiva. 

In verband met de stelling sub b) werd de vraag gesteld of het een onderneming toegelaten is niet enkel de minderwaarde maar eveneens de meerwaarde op balansdatum in resultaat te nemen. 

Hoewel de Commissie principieel de mening is toegedaan dat een dergelijke in-resultaat-neming ingaat tegen het realisatiebeginsel uit de vierde richtlijn wil ze, naar analogie van de keuzemogelijkheid die in verband met de verwerking van omrekeningsverschillen op tegoeden en verplichtingen in deviezen wordt geboden (zie Bulletin nr. 20, Deel VII, sub C), die praktijk niet uitsluiten. 

De keuze van die mogelijkheid is evenwel slechts geoorloofd : 

  • mits het gaat om handelsgoederen waarvoor een open en georganiseerde termijnmarkt bestaat, waarop de onderneming geregeld actief is; 
  • mits het gaat om een bestendige politiek van de onderneming; 
  • mits die keuze duidelijk wordt verantwoord in de toelichting. 

Zoals dat ook voor de verwerking van de voormelde omrekeningsverschillen het geval is, mag die in-resultaat¬neming niet gepaard gaan met de vorming van een voorziening. 

Binnen een positie die in haar geheel in evenwicht is, kunnen deelposities voorkomen die niet in evenwicht zijn wegens het niet- samenvallen van de vervaldagen (mismatching). 

Het winst- of verliesrisico dat te wijten is aan het niet-samenvallen van de vervaldagen, wordt opgevangen door op balansdatum voor de termijnverrichtingen de termijnkoers toe te passen die - zoveel mogelijk -overeenstemt met de resterende looptijd en niet de contantkoers toe te passen. 

Al hetgeen voorafgaat heeft vanzelfsprekend betrekking op homogene handelsgoederen, dus met identieke kenmerken of waarvan de prijzen geheel gelijklopend evolueren. Is zulks niet het geval dan moeten deze verschillende goederen afzonderlijk worden behandeld en kunnen voorraden en termijnovereenkomsten met betrekking tot één categorie van handelsgoederen niet vermengd of gecompenseerd worden met voorraden en termijnovereenkomsten met betrekking tot een andere categorie.