CBN advies 138-2 - Subsidiëring van ontwikkelingskosten voor prototypes 
 

De wetten ter bevordering van de economische expansie voorzien o.m. in de toekenning van terugvorderbare renteloze voorschotten aan ondernemingen als tegemoetkoming in de ontwikkelingskosten van prototypes. 

Deze voorschotten zijn in principe terugvorderbaar op het ogenblik dat het gesubsidieerde project tot een rendabele commercialisering leidt. De terugbetaling dient dan te gebeuren a rato van een bepaald percentage van de omzet van de uit het prototype afgeleide produkten. Soms worden in het ministerieel besluit tot toekenning van de subsidie afwijkende bepalingen opgenomen met betrekking tot de terugbetaling (b.v. terugbetaling in schijven gespreid over een welbepaalde periode, % op octrooi-of licentieoverdracht ...). 

Als gevolg van de toekenningsvoorschriften met betrekking tot deze voorschotten werden de aldus verkregen bedragen door sommige begunstigde ondernemingen geboekt onder de passiva, in de post "Schulden op meer dan 1 jaar". 

Naar aanleiding van haar advies 138/11  werd aan de Commissie evenwel de vraag gesteld of deze boekingswijze van de betrokken voorschotten nog langer verantwoord is. In genoemd advies behandelt de Commissie inderdaad de hypotheses - zonder op expliciete wijze de prototypensteun te vermelden - waarin een subsidie geheel of gedeeltelijk of zelfs ten belope van het dubbel van het ontvangen bedrag moet worden terugbetaald zodra kosten van onderzoek en ontwikkeling hebben geleid tot de realisatie van een bepaalde omzet of winst. Zij heeft aldus geadviseerd dat vermits deze bedragen slechts verschuldigd zijn zodra een opschortende voorwaarde is vervuld, er moet van uitgegaan worden dat zolang deze voorwaarde niet is vervuld, er geen aanleiding bestaat tot het boeken van een schuld of een voorziening op het passief. Wel moet met toepassing van artikel 14 van het jaarrekeningbesluit een passende vermelding worden opgenomen in de toelichting over het bestaan van deze potentiële of voorwaardelijke schuld. Gaat de voorwaarde daarentegen in vervulling, dan moet de daardoor ontstane kost ook als dusdanig worden geboekt. In genoemd advies heeft de Commissie deze werkwijze verantwoord door te verwijzen naar het bedrijfseconomische beginsel van de overeenstemming tussen kosten en opbrengsten (matching principle). In casu is er inderdaad overeenstemming tussen kosten en opbrengsten zowel op het ogenblik waarop de kosten van onderzoek worden gemaakt (de verkregen subsidies worden immers als bedrijfsopbrengsten behandeld), als op het ogenblik waarop de gerealiseerde opbrengsten of winsten toelaten de uit de vervulling van de voorwaarde ontstane kost te dekken. 

Na een nieuw onderzoek van deze problematiek is de Commissie tot het besluit gekomen dat genoemd advies 138/1 zonder meer van toepassing is op de subsidiëring van ontwikkelingskosten voor prototypes. Aan ondernemingen die tot nog toe de betrokken (voorwaardelijk terug te storten) bedragen als schulden zouden hebben opgevoerd, wordt aanbevolen deze bedragen naar de post uitzonderlijke opbrengsten van de resultatenrekening over te boeken. Dergelijke overboeking dient uiteraard gepaard te gaan met het verstrekken van een passende uitleg in de toelichting. 
 

  • 1 Bull. CNC nr. 13 d.d. januari 1984.