CBN-advies 132/5 - Rechten tot vertoning van films
De Commissie werd om advies gevraagd over de boekhoudkundige verwerking van het bedrag dat een onderneming (bedoeld wordt een bioscoopuitbater of een televisieomroep) betaalt voor de verwerving van het recht tot vertoning van een film.
De vraag of de sommen betaald voor dergelijke vertoningsrechten - die een beperkte draagwijdte hebben zowel in de tijd als in de ruimte - moeten worden geactiveerd als immateriële vaste activa en als dusdanig boekhoudkundig worden behandeld, is door de Commissie negatief beantwoord. Zij heeft geoordeeld dat deze verwerving van vertoningsrechten in casu niet kan worden gekwalificeerd als de verwerving van een vermogensbestanddeel bestemd om duurzaam voor de bedrijfsuitoefening van de bioscoopuitbater te worden gebruikt1
en derhalve niet als een vast actief kon worden geboekt. Zij heeft geadviseerd de betrokken sommen als courante bedrijfskosten hetzij als voorraadaankopen, hetzij als diensten en diverse goederen rechtstreeks ten laste te nemen in de resultatenrekening over de betrokken periode.
Hier moeten inderdaad twee hypothesen worden onderscheiden.
Wanneer voor een onderneming het uitzenden of vertonen van films het hoofdbedrijf uitmaakt, lijkt het naar het oordeel van de Commissie aangewezen de betrokken uitzendrechten boekhoudkundig te verwerken als voorraadaankopen (rekening 60 van het algemeen rekeningenstelsel).
In de andere hypothese adviseert de Commissie de betrokken uitzendrechten te boeken onder Diensten en diverse goederen (rekening 61 van het algemeen rekeningenstelsel).
Het spreekt echter vanzelf dat de Commissie in casu niet adviseert het beginsel van de kosten-en opbrengstentoerekening (matching principle) terzijde te schuiven. Vanuit die optiek is het niet toelaatbaar alle aankopen van uitzendrechten ten laste te nemen van een bepaald boekjaar, daar waar de vertoningen of uitzendingen later zullen plaatsvinden en de daaruit voortvloeiende opbrengsten2
ten gunste van een volgend boekjaar zullen worden geboekt.
Het lijkt de Commissie derhalve noodzakelijk dat de betrokken kostenboekingen voor de opstelling van de jaarrekening worden gecorrigeerd teneinde de exacte periodekost te bepalen.
Wanneer, overeenkomstig wat voorafgaat, de uitzendrechten als voorraadbestanddelen moeten worden beschouwd, wordt de periodekost aan actiefzijde van de balans gecorrigeerd via de rekening Voorraadwijzigingen voor de uitzendrechten die aan het einde van het boekjaar nog niet zijn verbruikt. Het zal vanzelfsprekend ook aangewezen zijn deze actiefpost een passende benaming te geven (cf. artikel 9, tweede lid K.B. 8 oktober 1976).
De periodekost wordt gecorrigeerd via de overlopende rekeningen (actiefrekening 490 Over te dragen kosten) wanneer de uitzendrechten onder Diensten en diverse goederen werden geboekt.