CBN-advies 126/2 - Inbrengprijs

Overeenkomstig artikel 23 van het besluit van 8 oktober 1976 behoren de belastingen en de kosten in verband met de inbreng niet tot de inbrengprijs. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat de betrokken belastingen en kosten veelal moeilijk in verband kunnen worden gebracht met welbepaalde goederen zodat ze bezwaarlijk in de boekwaarde daarvan kunnen worden opgenomen. Gaat het om een inbreng in geld dan is het niet denkbaar dat de ingebrachte som geboekt wordt tegen een hogere waarde dan de nominale waarde. Bij inbreng als gevolg van een fusie, een opslorping, een splitsing of een inbreng van een onderdeel van een onderneming hebben de belastingen en kosten in verband met de inbreng betrekking op het netto ingebrachte vermogen en niet op het bruto-vermogen. Tenslotte kunnen er belastingen of kosten inzake inbreng verschuldigd zijn zonder dat er een echte inbreng van nieuwe activa heeft plaatsgehad, zoals bij kapitaalverhoging door incorporatie van reserves.

Dat is de reden waarom belastingen en kosten in verband met inbrengen volgens het besluit moeten worden geboekt in de post Oprichtingskosten als Kosten van oprichting en kapitaalverhoging (mec. nr. 6001). Zij worden op gepaste wijze afgeschreven bij jaarlijkse gedeelten van ten minste twintig ten honderd1 . Zij mogen ook onmiddellijk worden afgeschreven door aanrekening op de resultatenrekening van het boekjaar waarin ze werden gemaakt2 . Deze regeling is gelijklopend met de fiscale voorschriften terzake3 .
 

  • 1Artikel 28, § 1.
  • 2Artikel 24.
  • 3Cf. rondschrijven van 31 maart 1978, nr. RH 421/290.379 sub punt 32.