COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

CBN-advies 2012/7 - De boekhoudkundige verwerking van de tax shelter in hoofde van de investeerder 

Advies van 17 april 2012

Inleiding

De tax shelter betreft een fiscale stimulans, in het leven geroepen door de wetgever in 20021 , die de aanmoediging beoogt van de productie van audiovisuele werken in België. De kernbepalingen inzake deze materie zijn opgenomen in artikel 194ter van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992)2

In dit advies wordt de boekhoudkundige verwerkingswijze behandeld die volgens de Commissie voor Boekhoudkundige Normen moet worden toegepast voor het tax shelter-mechanisme in hoofde van de investeerder. 

Voor alle duidelijkheid worden in dit advies eerst de voornaamste beginselen van het tax shelter-mechanisme hernomen. 

Het tax shelter-mechanisme3

Toepassingsvoorwaarden

De tax shelter laat vennootschappen4  toe om te genieten van een vrijstelling van hun winst van 150 % van de sommen aangewend5  ter financiering van de productie van een “in aanmerking komend werk”6 . De in aanmerking komende werken worden op zeer ruime wijze gedefinieerd en betreffen met name fictiefilms, documentaires of animatiefilms, bestemd om in de bioscoop te worden vertoond, lange fictiefilms of animatiereeksen voor televisie en series bestemd voor kinderen en jongeren, zoals educatieve, culturele en informatieve fictieseries bedoeld voor kinderen en jongeren van 0 tot 16 jaar7

De investering die een Belgische productievennootschap van audiovisuele werken (of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap) tot voordeel dient te strekken, dient geregeld te worden door een raamovereenkomst, gesloten tussen de investeerder en de productievennootschap8 .  

De wet voorziet daarenboven in een aantal andere voorwaarden die meer bepaald betrekking hebben op de investeringsmodaliteiten door de investerende vennootschap en op de aanwending van deze investering door de productievennootschap. Enkele van deze voorwaarden luiden als volgt: 

  • de investering kan gerealiseerd worden door de toekenning van leningen en door het verwerven van rechten verbonden aan de productie en de exploitatie van het werk9 . De leningen mogen echter niet meer bedragen dan 40 % van het in een raamovereenkomst geïnvesteerde bedrag10 ;
  • het totaal van de door het geheel van de investeerders die deze raamovereenkomst hebben gesloten daadwerkelijk gestorte sommen ter uitvoering van de raamovereenkomst met vrijstelling van winst in de hoedanigheid van de tax shelter mag niet meer bedragen dan 50 % van het totale budget van de productie- en exploitatiekosten van het in aanmerking komend werk. Deze sommen moeten daadwerkelijk aangewend worden voor de uitvoering van dit budget11 ;
  • de partijen kunnen aan de investeerder een optie toekennen die hem toelaat om na afloop van de wettelijke termijn van onoverdraagbaarheid van maximaal 18 maanden (en minder indien de film wordt afgewerkt alvorens deze termijn afloopt) 12  zijn rechten op het werk te verkopen voor een vooraf afgesproken prijs;
  • de investeerder dient de vrijgestelde winst op een afzonderlijke rekening van het passief van zijn balans te boeken. Deze winst kan niet tot grondslag dienen voor de berekening van enige beloning of toekenning (“onaantastbaarheidsvoorwaarde”)13 .

Deze voorwaarden dienen nageleefd te worden gedurende de volledige fase van tijdelijke vrijstelling van de winst14  (met betrekking tot dit begrip van tijdelijke vrijstelling zie infra, nr. 6). Indien deze voorwaarden daadwerkelijk worden nageleefd, dienen zij opgenomen te worden in attesten waardoor nadien een definitieve vrijstelling van de winst bekomen kan worden (zie infra, nr. 7).

Als tegenprestatie voor zijn investering, verkrijgt de investeerder productie- en exploitatierechten  van het werk (met name het gedeelte dat in de praktijk het “equity-deel” wordt genoemd). In het kader van de lening ontvangt hij tevens een vorderingsrecht jegens de productievennootschap15 . Wat de rechten betreft die verbonden zijn aan de productie en de exploitatie van het werk, wordt in dit advies enkel het bijzondere, maar het in de praktijk meest voorkomende geval behandeld waarbij de rechten enkel betrekking hebben op een deel van de netto-opbrengst die het werk oplevert. Deze rechten worden meestal APNI-rechten genoemd (aandeel van de producent in de netto-inkomsten).  

Fiscaal voordeel

Door het mechanisme kan de belastbare winst van de investeerder ten belope van 150 % van het bedrag dat werd geïnvesteerd in een (of meerdere) audiovisue(e)l(e) werk(en) worden vrijgesteld van de vennootschapsbelasting of van de belastingen op het inkomen van niet-ingezetenen (vennootschappen). 

Het bedrag dat in aanmerking komt voor de vrijstelling, wordt echter per boekjaar aan twee beperkingen onderworpen:

  • enerzijds mag de vrijgestelde winst niet hoger zijn dan de helft van de belastbare gereserveerde winst van de investeerder van het desbetreffende boekjaar die is vastgesteld vooraleer de vrijgestelde tax shelter-reserve werd aangelegd;
  • anderzijds mag het vrijgestelde bedrag niet hoger zijn dan 750.000 € per boekjaar, zijnde 150 % van een vooropgesteld bedrag van 500.000 € 16

Procedure

In artikel 194ter WIB 1992 wordt het vrijstellingsregime in twee fasen geregeld.  

In de eerste fase gebeurt een tijdelijke en voorwaardelijke vrijstelling die, indien alle voorwaarden zijn vervuld, resulteert in een definitieve en onvoorwaardelijke vrijstelling. 

Eerste fase

De investerende vennootschap kan aanspraak maken op de tijdelijke vrijstelling vanaf het boekjaar waarin de raamovereenkomst werd gesloten. Met deze raamovereenkomst verbindt de investeerder zich er op een zekere en onherroepelijke wijze toe om de overeengekomen sommen over te maken17 .   
Het eventuele overschot van de vrijstelling kan, gedurende de tijdelijke vrijstellingsfase, worden overgedragen naar uiterlijk het boekjaar dat voorafgaat aan de definitieve vrijstelling (zie infra, nr. 7), met andere woorden, maximaal naar de drie volgende boekjaren18 .  

Indien tijdens de tijdelijke vrijstellingsfase één van de door de wet voorziene voorwaarden niet meer wordt vervuld tijdens een boekjaar, wordt de voorheen vrijgestelde winst aangemerkt als belastbare winst voor dat boekjaar19 .

 Tweede fase

Indien alle door de wet voorziene voorwaarden ononderbroken20  werden vervuld tijdens de eerste fase, kan de definitieve vrijstelling worden toegekend op basis van de twee attesten die voorgelegd dienen te worden aan de fiscale administratie. In het ene attest, dat wordt uitgegeven door de taxatiedienst van de producerende vennootschap, wordt met name het in aanmerking komend karakter van het werk bevestigd, evenals de aanwending van de geïnvesteerde sommen. In het andere attest, dat wordt uitgegeven door de Gemeenschap waarvan het werk afhangt, wordt de voltooiing van het werk bevestigd21 .   

De investerende vennootschap geniet van de definitieve vrijstelling voor het boekjaar waarin zij haar laatste attest naar haar taxatiedienst stuurt, op voorwaarde dat de verzending plaatsvindt binnen de vier jaar na het sluiten van de raamovereenkomst22 .

Vanaf het bekomen van deze definitieve vrijstelling, dienen de voornoemde voorwaarden (supra, nr. 2) niet meer te worden vervuld. 

Boekhoudkundige verwerking in hoofde van de investeerder

Boekhoudkundige kwalificatie van de rechten verbonden aan de productie en de exploitatie van het audiovisueel werk

Zoals eerder is aangehaald, heeft dit advies betrekking op de in de praktijk meest voorkomende hypothese dat de productie- en de exploitatierechten van het audiovisueel werk enkel bestaan uit de rechten op de (toekomstige) opbrengst die het werk oplevert, waarbij de investeerder geen auteursrechten op het werk bekomt.  

De rechten die werden overgedragen aan de investeerder zijn geen immateriële vaste activa zoals is bepaald door artikel 95, § 1, KB W.Venn., punt II, met name: a) kosten van onderzoek en ontwikkeling; b) concessies, octrooien, licenties, know-how, merken en andere gelijkaardige rechten; c) goodwill; d) vooruitbetalingen op immateriële vaste activa.

Deze rechten, die kunnen worden omschreven als de contractuele rechten om geld te krijgen van een andere entiteit, zijn daarentegen van dezelfde aard als financiële activa.  

Om te bepalen of deze rechten, in hun hoedanigheid van financiële activa, moeten worden geboekt onder de vaste activa (financiële vaste activa), dan wel onder de vlottende activa (geldbeleggingen), zal rekening worden gehouden met de bestemming die daaraan wordt gegeven door de investerende vennootschap23

Om geboekt te worden als een vast actief, dient het actief duurzaam bij te dragen tot de activiteit van de investerende vennootschap24 .  Enerzijds dienen de financiële vaste activa in het bijzonder tot doel te hebben om duurzaam de activiteit te ondersteunen van de onderneming die van de investering geniet (wanneer de investering de vorm aanneemt van een schuldvordering)25 . Anderzijds dienen zij door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die ondernemingen de eigen bedrijfsuitoefening van de vennootschap te bevorderen (wanneer de investering onder de vorm van aandelen gebeurt) (art. 95, §1, punt IV.C, KB W.Venn.).

De Commissie meent dat een investering in de tax shelter niet tot doel heeft om een productievennootschap op duurzame wijze te ondersteunen of om met deze vennootschap een duurzame en specifieke band te ontwikkelen teneinde bij te dragen tot haar activiteit. 

De vennootschap die investeert in een in aanmerking komend werk, ondersteunt namelijk vaak een specifiek project met name de productie van desbetreffend werk en niet de algemene werking van de productievennootschap. Het betreft een specifieke investering die meestal vreemd is aan de eigen bedrijfsuitoefening van de investerende vennootschap en die beperkt is in de tijd. De tax shelter-bepalingen vereisen geen enkel stabiel verband van financiële, industriële of commerciële aard tussen de investeerder en de productievennootschap. 

De opbrengstrechten worden gekwalificeerd als vlottende actiefbestanddelen die worden geboekt onder de geldbeleggingen (rubriek VIII.B. Overige beleggingen). Aangezien de opbrengstrechten noch aan vastrentende effecten noch aan termijndeposito’s kunnen worden gelijkgesteld, dienen zij bij voorkeur te worden geboekt op een subrekening 51 Aandelen. De Commissie is van plan om aan de Regering voor te stellen om de benaming en indeling van rekening  51 te wijzigen in  Aandelen en geldbeleggingen andere dan vastrentende beleggingen.

Te verrichten boekingen tijdens de verschillende fasen van het vrijstellingsmechanisme van de tax shelter

De volgende analyse wordt geïllustreerd door een voorbeeld waarbij een investerende vennootschap een investering doet ten belope van 100, waarvan 40 in de vorm van leningen en 60 in de vorm van verwerving van de rechten op het in aanmerking komend werk.

 Bij de ondertekening van de raamovereenkomst

Door de raamovereenkomst te ondertekenen, verbindt de investerende vennootschap zich er onherroepelijk toe om aan de productievennootschap het overeengekomen investeringsbedrag over te maken (in casu 100).

Leningen verleend aan de productievennootschap van de audiovisuele werken

Het leencontract is een “reëel” contract, dat enkel ontstaat door de afgifte van de geleende sommen aan de lener (Burgerlijk Wetboek, met name artikel 1892). 

Indien de overmaking van de sommen die worden geleend aan de productievennootschap pas gebeurt in de loop van een later boekjaar dan het boekjaar waarin de overeenkomst werd ondertekend, bestaat er desalniettemin reeds bij de ondertekening van de overeenkomst een kredietverplichting vanwege de investeerder. De investeerder zal deze verplichting opnemen in zijn boekhouding onder de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen door middel van de volgende boeking: 

09    Debiteuren wegens kredietverplichtingen   40    
  aan  09 Kredietverplichtingen         40

Op het ogenblik waarop de geleende sommen worden overgemaakt, zal de volgende boeking worden verricht: 

291 Overige vorderingen op meer dan één jaar    
416 Diverse vorderingen (op ten hoogste één jaar)  40  
  aan 550 Kredietinstellingen: rekening-courant   40

De boekingen op de orderekeningen worden op dit moment tegengeboekt.

Rechten op de verworven opbrengsten van het in aanmerking komend werk

Op het moment van de ondertekening van de raamovereenkomst zal de volgende boeking worden verricht: 

51 Aandelen (rechten op de opbrengsten van het 
audiovisueel werk [X]    )     
60  
  aan 48 Diverse schulden          60

Op het moment van de overmaking van de aankoopprijs van de rechten, gebeurt de volgende boeking: 

48 Diverse schulden     60  
  aan 550 Kredietinstellingen: rekening-courant   60
Verkoopoptie van de rechten op de opbrengsten

Zoals eerder werd aangehaald, kan de investerende vennootschap van een productievennootschap of van een derde, een (her)verkoopoptie (put-optie) bekomen op de opbrengstrechten die zij ontvangt op het in aanmerking komend werk. Hierdoor kan de investerende vennootschap de emittent van deze optie verplichten om aan haar zijn rechten te verkopen (of deze terug te kopen) tegen een vooraf bepaalde prijs. Deze optie wordt doorgaans toegekend op het moment van het afsluiten van de raamovereenkomst.

De toekenning van de optie impliceert op zich geen wijziging van het vermogen van de investerende vennootschap. De optie vormt echter wel een recht dat dient te worden opgenomen onder de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen (klasse 0).

Indien de (her)verkoopprijs van de rechten in het kader van de optie 15 bedraagt, dient bij de toekenning van deze optie de volgende boeking te worden verricht:

09 Verkoopoptie van de rechten op de opbrengsten van het 
audiovisueel werk [X]    
15  
  aan 09 Houder van de verkoopoptie van de rechten 
op de opbrengsten van het audiovisueel werk [X] 
  15

Tijdelijke en voorwaardelijke vrijstelling van de winst 

Van zodra de investerende vennootschap zich door de ondertekening van de raamovereenkomst onherroepelijk verbindt jegens de productievennootschap van audiovisuele werken om de overeengekomen investering over te maken, kan zij genieten van een vrijstelling van de vennootschapsbelasting ten belope van 150 % van het geïnvesteerde bedrag, zelfs indien zij de investering nog niet heeft overgemaakt. Deze vrijstelling wordt echter onderworpen aan de hierboven opgesomde beperkingen (randnummer 4), met name dat de vrijgestelde winst niet hoger mag zijn dan de helft van de belastbare gereserveerde winst van de investerende vennootschap van het betreffende boekjaar die werd vastgesteld vooraleer de vrijgestelde tax shelter-reserve werd aangelegd en dat het vrijgestelde bedrag niet hoger mag zijn dan 750.000 € per boekjaar, zijnde 150 % van een vastgelegd bedrag van 500.000 €.

Teneinde de naleving te verzekeren van de in artikel 194ter, § 4, 1° en 2° WIB 1992 voorziene “onaantastbaarheidsvoorwaarde” gedurende de tijdelijke en voorwaardelijke vrijstellingsfase, dient de investerende vennootschap de vrijgestelde winst te boeken en te behouden op een afzonderlijke rekening van het passief. Deze winst mag bovendien niet dienen als berekeningsbasis voor welke vergoeding of toekenning dan ook en dit tot aan de verzenddatum van de laatste van de twee hiervoor aangehaalde attesten (zie randnummer 7).

Teneinde de volledige toepassing van het tax shelter-mechanisme mogelijk te maken, aanvaardt de CBN twee boekingsmethoden die kunnen worden toegepast om de vrijgestelde winst op een afzonderlijke rekening van het passief op te nemen. De keuze voor de ene, dan wel voor de andere methode behoort toe aan de raad van bestuur van de investerende vennootschap. 

Als de vennootschap bijvoorbeeld in de loop van het jaar X zich ertoe verbindt om via een raamovereenkomst 100 te investeren in tax shelter, dan heeft zij recht op een potentiële vrijstelling van de winst van 150.

Volgens de eerste methode kan de investerende vennootschap vanaf de ondertekening van de raamovereenkomst het gehele bedrag van de potentiële vrijstelling boeken als een belastingvrije reserve op een afzonderlijke rekening van het passief (methode 1).

In dit geval zal de volgende boeking plaatsvinden in de loop van het jaar X:

689  Toevoeging aan de belastingvrije reserves  150  
  aan 132 Belastingvrije reserves    150     

Het geval waarbij er geen of onvoldoende winst is van de belastbare periode in kwestie (in dit geval het jaar  X) heeft geen weerslag op deze boeking. 

De CBN meent dat de investerende vennootschap ook slechts het bedrag van de vrijstelling waarvan zij daadwerkelijk geniet op een afzonderlijke rekening van het passief kan boeken (onder de belastingvrije reserves) en dit voor elk jaar dat zij geniet van deze vrijstelling van de winst (methode 2). In ditzelfde voorbeeld gaan we ervan uit dat de investerende vennootschap voor het jaar X enkel kan genieten van een vrijstelling ten belope van 50 ten gevolge van een tekort aan belastbare gereserveerde winst van het betreffende boekjaar.
Volgens deze tweede methode zal zij in de loop van het jaar X  overgaan tot de volgende boeking:

689     Overboeking naar de belastingvrije reserves     50  
  aan 132 Belastingvrije reserves         50

Indien ze tijdens het volgende boekjaar (X+1) over voldoende belastbare winstreserves beschikt, zodat zij kan genieten van de vrijstelling voor de overige 100, zal zij de volgende boeking verrichten:

689 Overboeking naar de belastingvrije reserves   100  
  aan 132 Belastingvrije reserves  
100

In de loop van het jaar waarin de raamovereenkomst wordt gesloten, wordt het totaalbedrag van de mogelijke vrijstelling opgenomen in de toelichting en dit bedrag wordt dienovereenkomstig verminderd wanneer de investerende vennootschap daadwerkelijk geniet van de vrijstelling van deze winst. 

 Verwerking van het gedeelte van de opbrengsten en interesten die toekomen aan de investerende vennootschap

De opbrengsten die het werk oplevert, worden in de boekhouding van de investeerder opgenomen als een financiële opbrengst onder de Opbrengsten uit vlottende activa (rekening 751 van het MAR). Deze opbrengsten zullen in de resultatenrekening worden opgenomen in de loop van de boekhoudperiode waarin ze werden vastgesteld en als zeker erkend, dit eventueel via de overlopende rekeningen.

Laten we er bij wijze van voorbeeld van uitgaan dat op 15 januari 2012 de producent van het in aanmerking komend werk de investeerder op de hoogte brengt van de opbrengsten die aan de investeerder toekomen voor 2011, zijnde 3. Deze opbrengst wordt voor het boekjaar 2011 als volgt opgenomen in de boekhouding van de investeerder:

491 Verkregen opbrengsten       3  
  aan 751 Opbrengsten uit vlottende activa    3

Daarnaast zal de investeerder de interesten die hem toekomen in het kader van de lening op de gebruikelijke manier boeken. 

 Zolang de investeerder zijn recht op de opbrengsten bezit

Er worden waardeverminderingen geboekt op de rechten op de ontvangen opbrengsten, teneinde, conform de artikelen 74 en 75 KB W.Venn., rekening te houden met hun realisatiewaarde en met de evolutie van deze realisatie- of marktwaarde alsook met de risico’s die eigen zijn aan de aard van de goederen in kwestie of de uitgeoefende activiteit.  

Indien bijvoorbeeld het bestuursorgaan van de investerende vennootschap meent dat er een waardevermindering dient te worden geboekt op de rechten op de verworven opbrengsten ten belope van 20, zal de volgende boeking worden verricht: 

6510 Toevoeging aan waardeverminderingen op vlottende activa 20  
  aan 519 Geboekte waardeverminderingen op aandelen       20

Op het moment van de optielichting

We veronderstellen dat de optie wordt gelicht op de datum die is vastgelegd in de overeenkomst en dat de uitoefenprijs 15 bedraagt.  

De volgende boeking wordt verricht:

550 Kredietinstellingen: rekening-courant   15  
652 Minderwaarden op de realisatie van vlottende activa 45  
  aan 51 Aandelen      60

In de veronderstelling dat het bestuursorgaan van de investerende vennootschap eerder heeft beslist om een waardevermindering te boeken (cf. supra, nr. 18), wordt de minderwaarde dienovereenkomstig verminderd en vindt de volgende boeking plaats:

550  Kredietinstellingen : rekening-courant 15  
519 Geboekte waardeverminderingen op aandelen 20  
652 Minderwaarden op de realisatie van vlottende activa 25  
  aan 51 Aandelen    60

Bij het lichten van de optie, worden de orderekeningen tegengeboekt:

09 Houder van de verkoopoptie van de rechten op de opbrengsten 
    van het audiovisueel werk [X]      
15  
  aan  09 Verkoopoptie van de rechten op de opbrengsten 
        van het audiovisueel werk [X]
  15

Op het moment van de aflossing van de schuldvordering

De volgende boeking vindt plaats: 

550 Kredietinstellingen: rekening-courant     40  
  aan 416 Vorderingen op ten hoogste één jaar    40

Op het moment van de definitieve vrijstelling of van het verlies van de vrijstelling

Indien alle door de wet voorgeschreven voorwaarden werden nageleefd, geniet de investeerder van een definitieve vrijstelling van de winst die tot op dat moment slechts tijdelijk was vrijgesteld. Deze definitieve vrijstelling van de winst wordt als volgt weergegeven (in de veronderstelling dat 150 daadwerkelijk tijdelijk werd vrijgesteld):

132 Belastingvrije reserves 150  
  aan 133 Beschikbare reserves     150

In het tegenovergestelde geval, met andere woorden tijdens de fase van de tijdelijke vrijstelling, wanneer één of meerdere voorwaarden niet (meer) zijn vervuld, verliest de investerende vennootschap het genot van de vrijstelling van de voornoemde winst. 

Op het moment van het verlies van de vrijstelling, wordt de volgende boeking verricht:

132 Belastingvrije reserves   150  
  aan 789 Onttrekkingen aan de belastingvrije reserves    150

Als de investerende vennootschap door de toepassing van de hierboven omschreven eerste methode (randnummer 14) het geheel van de potentiële vrijstelling waar zij recht op heeft, heeft geboekt als een belastingvrije reserve, kan het voorvallen dat de investerende vennootschap uiteindelijk niet daadwerkelijk heeft kunnen genieten van de gehele vrijstelling binnen de tijdslimieten voorzien in artikel 194ter, § 3, derde lid WIB 1992 omdat er geen of onvoldoende winst beschikbaar was van de belastbare periodes in kwestie. In dit geval dient zij eveneens dienovereenkomstig een onttrekking toe te passen op deze belastingvrije reserves.

Als de investerende vennootschap enkel heeft kunnen genieten van een vrijstelling van 120, zal de volgende boeking plaatsvinden op het moment van de definitieve vrijstelling:

132 Belastingvrije reserves                    150  
  aan  789 Onttrekkingen aan de belastingvrije reserves   30
    133 Beschikbare reserves    120


Dit advies vervangt CBN-advies 2010/7

 

  • 1Art. 128 Programmawet van 2 augustus 2002, dat « Onderafdeling 4. – Ondernemingen die investeren in een raamovereenkomst voor de productie van een audiovisueel werk » en artikel 194ter invoegt in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, B.S. 29 augustus 2002.
  • 2Dit artikel, vervangen vanaf 2003 (door een programmawet van 22 december 2003) werd meermaals aangepast. De laatste aanpassing werd aangebracht door artikel 7 van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, dat met name het toepassingsgebied op middellange en korte films verruimd heeft.
  • 3Zie de circulaire van de fiscale administratie nr. Ci.RH.421/566.524 (AFER 42/2004 - AAF 18/2004) van 23 december 2004 en het bijhorende addendum van 26 octobre 2009.
  • 4Andere dan de vennootschappen voor de productie van audiovisuele werken en de televisieomroepen (art. 194ter, § 1, 1ste lid, 1°, WIB 1992). Leningen toegekend door kredietinstellingen worden overigens uitgesloten van het mechanisme (art. 194ter, § 2, lid 2, WIB 1992).
  • 5Het betreft de door de vennootschap daadwerkelijk overgemaakte sommen of sommen dewelke de vennootschap beloofd heeft te betalen ter uitvoering van de raamovereenkomst (wat dit laatste begrip betreft, zie infra).
  • 6Art. 194ter, § 2, 1ste lid, WIB 1992.
  • 7Art. 194ter, § 1, 1ste lid, 3°, WIB 1992.
  • 8Het begrip “raamovereenkomst” wordt in artikel 194ter, § 1, 1ste lid, 2° WIB 92, omschreven als zijnde “de basisovereenkomst gesloten, naargelang het geval, tussen een in aanmerking komende productievennootschap, enerzijds, en één of meerdere binnenlandse vennootschappen en/of één of meerdere belastingplichtigen bedoeld in artikel 227, 2°, anderzijds, voor de financiering van de productie van een in aanmerking komend werk met vrijstelling van de belastbare winst”.
  • 9Art. 194ter, § 2, 2de lid, WIB 1992.
  • 10Art. 194ter, § 4, 5°, WIB 1992.
  • 11Art. 194ter, § 4, 4°, WIB 1992. De voornoemde circulaire nr. Ci.RH.421/566.524 van de fisciale administratie schrijft voor dat “Wanneer meerdere raamovereenkomsten werden gesloten met het oog op de financiering van eenzelfde audiovisueel werk, moet de grens van 50 pct. worden geverifieerd rekening houdend met de totaliteit van de daadwerkelijk gestorte sommen in uitvoering van het geheel van de raamovereenkomsten” (punt 57, 3de lid van de circulaire).
  • 12Art. 194ter, § 4, 3°, WIB 1992.
  • 13Art. 194ter, § 4, 1° en 2°, WIB 1992
  • 14Art. 194ter, § 4, 9°, WIB 1992.
  • 15de waardebepaling van de schuldvorderingen en de rechten die verbonden zijn aan het in aanmerking komend werk wordt, zowel op het ogenblik van de vaststelling of de verwerving van deze rechten als bij hun eventuele overdracht, geregeld door de gemeenrechtelijke waarderingsregels op boekhoudkundig en fiscaal vlak evenals door de regels die inzake verrekenprijzen van toepassing zijn ( voornoemde circulaire nr. Ci.RH.421/566.524, punt 56, 10de lid).
  • 16Art. 194ter, § 3, 1ste lid, WIB 1992.
  • 17Art. 194ter, § 2, 1ste lid, WIB 1992 en de voornoemde circulaire nr. Ci.RH.421/566.524, punt 44, 1ste lid.
  • 18Art. 194ter, § 3, 2de en 3de lid, WIB 1992
  • 19Art. 194ter, § 4, 9°, 2de lid, WIB 1992
  • 20Art. 194ter, § 4, 9°, 1ste lid, WIB 1992.
  • 21Art. 194ter, § 4, 1ste lid, 7° en 7°bis WIB 1992.
  • 22Art. 194ter, § 4bis, WIB 1992.
  • 23Art 15.1 Richtlijn 78/660/EEG van 25 juli 1975 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschappen (hierna: Vierde Richtlijn).
  • 24Art. 15.2 Vierde EEG-Richtlijn.
  • 25Zie eveneens het CBN-advies 147/1 - Vastrentende effecten : financiële vaste activa of geldbeleggingen ? Criteria, Bulletin CBN , nr. 15, oktober 1984, 21