COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN
CBN-advies 2022/10 – Boekhoudkundige verwerking van interesten en andere bedragen verschuldigd wegens betalingsachterstand
Advies van 20 april 20221
- Inleiding
- Interesten op vorderingen
- Forfaitaire vergoeding voor invorderingskosten en andere bedragen verschuldigd wegens achterstand
- Boekhoudkundige verwerking
- Afwijkend standpunt van de heer Gerard Goemaere, benoemd op voorstel van de Raad van het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten
Inleiding
Onderhavig advies behandelt de boekhoudkundige verwerking van interesten en andere bedragen verschuldigd wegens een betalingsachterstand2 . Dit onderwerp werd reeds gedeeltelijk aangekaart in CBN-advies 137/7 – Interesten op vorderingen. De Commissie acht het echter relevant om de bepalingen van voormeld advies te actualiseren. Volgens de Commissie kan de publicatie van een nieuw advies hieromtrent worden verantwoord door de noodzaak om rekening te houden met de wetgevende ontwikkelingen maar ook om de boekhoudkundige verwerking te verduidelijken van de andere bedragen die wegens betalingsachterstand zijn verschuldigd3 .
De Commissie begint onderhavig advies met een kort overzicht van de verschillende bedragen die, krachtens de wet of een overeenkomst, gevorderd kunnen worden en geeft vervolgens weer hoe deze in de boekhouding moeten worden verwerkt.
Interesten op vorderingen
Vooreerst wordt er herhaald dat interesten - burgerlijke vruchten zoals bepaald in artikel 3:42 van het Burgerlijk Wetboek4 (hierna: BW) - worden geacht van dag tot dag te worden verkregen.
Vervolgens moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de bepalingen die van toepassing zijn op, enerzijds, verhoudingen tussen een onderneming en een consument en, anderzijds, op verhoudingen tussen ondernemingen onderling.
Verhoudingen tussen een onderneming en een consument
Artikel 5:240 BW5 bepaalt dat een betalingsachterstand moet worden vergoed via verwijlinteresten tegen de wettelijke rentevoet. Bovendien wordt er bepaald dat deze interesten verschuldigd zijn te rekenen van de dag der aanmaning tot betaling.
Partijen die een overeenkomst hebben gesloten, zijn evenwel vrij om van deze regel af te wijken6 .
Verhoudingen tussen ondernemingen onderling
De regelgeving inzake verwijlinteresten binnen verhoudingen tussen ondernemingen onderling wordt bepaald in de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (hierna: de wet van 2 augustus 2002)7 ,8 .
Deze wet bepaalt dat, indien er in de overeenkomst geen termijn voor betaling werd vastgesteld, elke betaling tot vergoeding van een handelstransactie tussen ondernemingen dient te gebeuren binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de dag volgend op die (i) van de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of (ii) op die van de ontvangst van de goederen of diensten indien de schuldenaar de factuur eerder ontvangt dan de goederen of diensten.9
Met inachtneming van bepaalde limieten10 kunnen de partijen een andere betalingstermijn overeenkomen die niet langer is dan zestig kalenderdagen. Elke contractuele bepaling die een langere termijn voorziet, wordt voor niet geschreven gehouden.11
Indien het verschuldigde bedrag niet op de vervaldag werd betaald, wordt bij dit bedrag, vanaf de volgende dag, van rechtswege en zonder een ingebrekestelling een interest gerekend, behalve wanneer de schuldenaar kan aantonen dat hij niet verantwoordelijk is voor de achterstand. Deze interest stemt overeen met de interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met acht procentpunten en afgerond tot het hogere halve procentpunt.12
Met inachtneming van de limieten zoals bepaald in artikel 713 van de wet van 2 augustus 2002 staat het de partijen vrij om af te wijken van voormelde voorschriften.
Forfaitaire vergoeding voor invorderingskosten en andere bedragen verschuldigd wegens achterstand
Het komt voor dat de wet of de overeenkomst bepaalt dat er, in geval van betalingsachterstand, bovenop de interesten nog een bijkomend bedrag verschuldigd is.
Er wordt immers tussen partijen vaak overeengekomen dat, in geval van achterstallige betaling, de schuldeiser een forfaitaire vergoeding kan eisen voor de invorderingskosten, bovenop de interesten waarop hij al recht had. Dergelijke bepaling is in werkelijkheid een schadebeding dat wordt toegepast overeenkomstig artikel 5:88 BW14 .
In het kader van transacties tussen ondernemingen onderling, bepaalt de wet van 2 augustus 2002 overigens dat het verschuldigde bedrag bij een betalingsachterstand van rechtswege en zonder ingebrekestelling vermeerderd wordt met een forfaitaire vergoeding van 40 euro voor de eigen invorderingskosten. Bovendien kan de schuldeiser een redelijke schadeloosstelling eisen voor alle andere invorderingskosten die het forfaitaire bedrag te boven gaan en op voorwaarde dat ze ontstaan zijn door de laattijdige betaling15 . De partijen kunnen van deze regel afwijken, op voorwaarde dat een contractueel beding dat de hierboven vermelde forfaitaire vergoeding uitsluit, wordt vermoed kennelijk onbillijk te zijn.16
In de praktijk nemen deze bedingen soms zeer verschillende vormen aan. Aan de Commissie werd bijvoorbeeld de vraag gesteld hoe facturen met een kredietbeperkingstoeslag in de boekhouding moeten worden verwerkt.
Op basis van de aan de Commissie overgemaakte informatie kan de kredietbeperkingstoeslag beschreven worden als een toeslag die, overeenkomstig een contract, door een schuldenaar verschuldigd is ingeval deze een factuur betaalt na een bepaalde datum, met dien verstande dat deze datum niet noodzakelijk overeenstemt met de eindvervaldag van de betaling. Een kredietbeperkingstoeslag wordt dus gebruikt om klanten aan te sporen tot spoedige betaling. Hierdoor kunnen schuldeisers over het algemeen hun liquide middelen verhogen en de invorderingskosten van facturen beperken.
De boekhoudkundige verwerking van facturen met een kredietbeperkingstoeslag kan moeilijkheden met zich meebrengen. Wegens uiteenlopende redenen omvat het totaalbedrag van de factuur immers al het bedrag van de kredietbeperkingstoeslag. Neem bijvoorbeeld een factuur met een kredietbeperkingstoeslag voor de aankoop van handelsgoederen. Het bedrag van de kredietbeperkingstoeslag bedraagt 10 euro indien de betaling na een termijn van dertig dagen wordt uitgevoerd. Dit wordt als volgt weergegeven:
Prijs excl. btw | 400 euro |
Btw17 | 84 euro |
Prijs incl. btw | 484 euro |
Kredietbeperkingstoeslag | 10 euro |
Totaalbedrag | 494 euro |
Rekening houdende met de twijfels die verschillende ondernemingen hierrond hebben, wordt hieronder de geschikte boekhoudkundige verwerking voor dergelijke facturen weergegeven.
Boekhoudkundige verwerking
Verwijlinteresten en forfaitaire vergoedingen voor invorderingskosten
De Commissie is van oordeel dat er bij het bepalen van een passende boekhoudkundige verwerking van deze bedragen, een evenwicht moet worden gevonden tussen, enerzijds, de wil van de wetgever om een regeling in te voeren die bepaalt dat de verschuldigde bedragen automatisch te betalen zijn18 en, anderzijds, de voorschriften van CBN-advies 2012/17 – Erkenning van opbrengsten en kosten, alsook het voorzichtigheidsbeginsel.
Vooreerst moet er in het bijzonder aandacht geschonken worden aan de recente wetswijziging van 2 augustus 2002. Terwijl de oude versie van de wet slechts in een recht voorzag voor de schuldeiser, bepaalt de nieuwe versie dat het verschuldigde bedrag automatisch moet worden vermeerderd met een interest of forfaitaire vergoeding. De voorbereidende werken van de wijzigingswet verduidelijken dat de wil van de wetgever om ervoor te zorgen dat de bedragen automatisch moeten worden betaald, tot doel heeft te vermijden dat ondernemingen druk zetten op hun schuldeiser om geen interest of forfaitaire vergoeding te vragen als het verschuldigde bedrag niet op de vervaldag wordt betaald.19
Rekening houdende met de duidelijk uitgesproken wil van de wetgever, moet de interest worden beschouwd als zeker en is deze verschuldigd van rechtswege zodra de betalingstermijn is verstreken. Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat de interesten en forfaitaire vergoedingen in hoofde van de schuldenaar in kosten moeten worden genomen vanaf de eerste dag na de vervaldag van de betaling.20
Te rekenen vanaf het ogenblik waarop deze bedragen moeten worden opgenomen in de boekhouding, moet er in hoofde van de schuldenaar een schuld worden geboekt op rekening 440 Leveranciers. Als tegenboeking worden de bedragen in resultaat genomen op rekening 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden21 of op rekening 668 Andere niet-recurrente financiële kosten22 .23
Voor wat betreft de schuldeiser wordt er in herinnering gebracht dat artikel 3:11, tweede lid KB WVV uitdrukkelijk bepaalt dat de opbrengsten niet in de boekhouding mogen worden opgenomen wanneer de effectieve inning ervan onzeker is. De opname van een opbrengst in de boekhouding moet bijgevolg steeds plaatsvinden met inachtneming van een voorzichtigheidslogica24 . In dit opzicht kan de inresultaatname door de schuldeiser van de bedragen verschuldigd wegens betalingsachterstand niet op automatische wijze worden uitgevoerd, zoals bij de schuldenaar wel het geval is. De opname van een opbrengst vereist dus steeds grote omzichtigheid.
Indien de schuldenaar bijvoorbeeld dubieus is en de effectieve inning van de interesten of andere bedragen die ontegensprekelijk verschuldigd zijn, onzeker is of in het gedrang komt, mogen gelet op de situatie van de schuldenaar deze interesten of bedragen in dergelijk geval niet als opbrengsten worden geboekt in de resultatenrekening.25 Deze bedragen mogen slechts in resultaat worden genomen vanaf het ogenblik waarop – op basis van de vereisten van voorzichtigheid, eerlijkheid en goede trouw – hun effectieve inning opnieuw zeker wordt.
Te rekenen vanaf het ogenblik waarop deze bedragen moeten worden opgenomen in de boekhouding, dient de leverancier de interestvordering te boeken op rekening 400 Handelsdebiteuren, met als tegenboeking een inresultaatname op rekening 75126 Opbrengsten uit vlottende activa27 of op rekening 769 Andere niet-recurrente financiële opbrengsten28 .
Specifieke overwegingen betreffende de boekhoudkundige verwerking van facturen met een kredietbeperkingstoeslag
Zoals eerder vermeld, kan de boeking van facturen met een kredietbeperkingstoeslag moeilijkheden met zich meebrengen daar het bedrag van de kredietbeperkingstoeslag, wegens uiteenlopende redenen, over het algemeen inbegrepen is in het totaalbedrag van de factuur (cf. randnummer 12 van onderhavig advies). Nadat de Commissie een vraag mocht ontvangen rond deze kwestie, wordt hieronder de boekhoudkundige verwerking weergegeven die in deze gevallen moet worden toegepast.
Vooreerst moet er worden benadrukt dat de analyse van de Commissie aansluit bij de naleving van de principes van het getrouwe beeld. Ongeacht de manier waarop de factuur wordt weergegeven, moet de boekhoudkundige verwerking van de factuur overeenstemmen met de economische werkelijkheid van de verrichting.29
Overigens meent de Commissie dat de volgende situaties moeten worden onderscheiden: enerzijds, de gevallen waarin de vervaldag van de kredietbeperkingstoeslag overeenstemt met de uiterste betaaldatum en, anderzijds, de gevallen waarin deze twee data van elkaar verschillen.
Wanneer beide data overeenstemmen, is de Commissie van oordeel dat de boekhoudkundige verwerking van de kredietbeperkingstoeslag moet worden gelijkgesteld met deze van de forfaitaire vergoedingen voor betalingsachterstand zoals hierboven30 uiteengezet.
Hieruit blijkt dat bij de opmaak of bij de ontvangst van de factuur in principe enkel het bedrag van het verkochte of verkregen goed moet worden opgenomen in de boekhouding van de ondernemingen die deel uitmaken van de overeenkomst31 . Enkel wanneer de betaling wordt uitgevoerd na de vervaldag en het bestuursorgaan van de vennootschap van oordeel is dat het bedrag van de kredietbeperkingstoeslag moet worden betaald, zal het bedrag van de kredietbeperkingstoeslag ook in de boekhouding worden opgenomen.
Voorbeeld 1
Het hierboven reeds vermelde voorbeeld wordt hier verder uitgewerkt.
Op een factuur betreffende de aankoop van handelsgoederen ter waarde van 400 euro, staat vermeld dat de klant 30 dagen de tijd heeft om de betaling uit te voeren. Bovendien wordt er bepaald dat indien de klant op de vervaldag van de factuur nog steeds niet betaald heeft, deze een kredietbeperkingstoeslag ter waarde van 10 EUR verschuldigd is. De factuur wordt als volgt opgesteld:
Prijs excl. btw | 400 euro |
Btw32 | 84 euro |
Prijs incl. btw | 484 euro |
Kredietbeperkingstoeslag | 10 euro |
Totaalbedrag | 494 euro |
Volgende boekingen moeten door de koper worden uitgevoerd33 :
Bij ontvangst van de factuur
60 | Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen | 400 | |||
411 | Terug te vorderen btw | 84 | |||
aan | 440 | Leveranciers | 484 |
Indien de betaling binnen de 30 dagen gebeurt
440 | Leveranciers | 484 | |||
aan | 550 | Kredietinstellingen: rekening-courant | 484 |
Indien de betaling na 30 dagen gebeurt
6500 | Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden | 10 | |||
aan | 440 | Leveranciers | 10 |
Ogenblik van de betaling
440 | Leveranciers | 494 | |||
aan | 550 | Kredietinstellingen: rekening-courant | 494 |
Indien de vervaldatum van de kredietbeperkingstoeslag vóór de effectieve betaaldatum valt, is de Commissie van oordeel dat de boekhoudkundige verwerking van deze kredietbeperkingstoeslag moet worden gelijkgesteld met deze van een financiële korting.
Hieruit blijkt dat bij ontvangst van de factuur het totaalbedrag zoals vermeld op de factuur in de boekhouding moet worden opgenomen. Bij betaling van de factuur vóór de vervaldatum van de kredietbeperkingstoeslag, moet de boekhoudkundige verwerking worden toegepast die algemeen ook aanvaard wordt voor financiële kortingen. In dit geval zal de leverancier een kost moeten boeken op rekening 657 tot 658 Diverse financiële kosten34 en zal de klant een opbrengst boeken op rekening 756 tot 759 Diverse financiële opbrengsten.
Voorbeeld 2
Op een factuur van de aankoop van handelsgoederen ter waarde van 400 euro, staat vermeld dat de klant 60 dagen de tijd heeft om de betaling uit te voeren. Bovendien wordt er bepaald dat indien de klant na 30 dagen nog steeds niet betaald heeft, deze een kredietbeperkingstoeslag ter waarde van 10 EUR verschuldigd is.
Rekening houdend met de verschillende termijnen, wordt de factuur op dezelfde manier weergegeven als in het vorige voorbeeld.
Volgende boekingen moeten door de koper worden uitgevoerd:
Bij ontvangst van de factuur
60 | Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen | 41035 | |||
411 | Terug te vorderen btw | 8436 | |||
aan | 440 | Leveranciers | 494 |
Indien de betaling binnen de 30 dagen wordt uitgevoerd
440 | Leveranciers | 494 | |||
aan | 550 | Kredietinstellingen: rekening-courant | 484 | ||
756 tot 759 | Diverse financiële opbrengsten | 10 |
Indien de betaling na 30 dagen wordt uitgevoerd
440 | Leveranciers | 494 | |||
aan | 550 | Kredietinstellingen: rekening-courant | 494 |
Afwijkend standpunt van de heer Gerard Goemaere, benoemd op voorstel van de Raad van het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten
Nalatigheidsintresten37 , verhogingen (vb. 10% forfaitaire verhoging op het factuurbedrag) en kredietbeperkingstoeslag zijn accessoria van een hoofdvordering. Moeten die geboekt worden of niet?
Intresten en verhogingen
De schuldeiser, titularis van een schuldvordering op zijn klant ten belope van het nominaal factuurbedrag, heeft het beschikkingsrecht over zijn schuldvordering. Hij kan de intresten en de verhogingen wegens laattijdige betaling eisen wanneer deze wettelijk of contractueel voorzien zijn, maar hij moet niet. Immers, hij wil niet alleen graag tijdig betaald worden, hij wil evenzeer zijn goede klantenrelatie behouden en zal meestal maar al te graag bereid zijn om intresten en verhogingen te laten vallen. Deze accessoria zijn veelal enkel een drukkingsmiddel tot betaling van de hoofdsom, dus een stok achter de deur. Welnu, een stok achter de deur moet niet geboekt worden.
De schuldenaar is, van de weeromstuit, er evenmin toe gehouden de intresten en verhogingen als bijkomende kost te boeken. Het boeken van de hoofdsom is voldoende voor het getrouw beeld.
De fiscale en sociale schulden zijn hierop een uitzondering. De Staat heeft geen zelfbeschikkingsrecht over de hoofdsom en is verplicht om ook de intresten, verhogingen en boetes te innen. Bijgevolg moet de schuldenaar deze accessoria boeken van zodra ze worden opgevraagd.
De kredietbeperkingstoeslag
De leverancier kan een kredietbeperkingstoeslag38 voorzien. Deze is dan in het factuurbedrag inbegrepen39 . Zowel de schuldeiser als de schuldenaar zijn vrij deze te boeken of niet. Niet boeken zal wellicht de algemene regel zijn. Voor de schuldenaar is de meest praktische oplossing te anticiperen op zijn eigen later betalingsgedrag. Is hij voornemens de factuur te betalen vóór de vervaldag, dan is hij de kredietbeperkingstoeslag niet verschuldigd en mag hij die in mindering brengen van het factuurbedrag. Er is dan ook geen enkele reden om hem te boeken. Is hij voornemens te betalen nà de vervaldag, dan kan hij beter meteen ook de kredietbeperkingstoeslag boeken.
Onderhavig advies vervangt CBN-advies 137/7 – Interesten op vorderingen.
- 1Onderhavig advies is tot stand gekomen nadat het ontwerpadvies op 13 augustus 2021 ter publieke consultatie werd gepubliceerd op de website van de CBN.
- 2Onderhavig advies handelt onder meer over de boekhoudkundige verwerking van verwijlinteresten verschuldigd overeenkomstig de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties.
- 3Dit is noodzakelijk gebleken nadat aan de Commissie de vraag werd gesteld hoe deze bedragen boekhoudkundig moeten worden verwerkt.
- 4Artikel 584 van het oude BW.
- 5Artikel 1153 van het oude BW.
- 6Binnen de limieten zoals bepaald in artikel 1153, vijfde lid van het oude BW.
- 7Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, BS, 7 augustus 2002, gewijzigd door de wet van 14 augustus 2021 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, BS, 30 augustus 2021.
- 8Deze wet heeft eveneens betrekking op betalingsachterstanden die voorkomen in verhoudingen tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Deze voorschriften worden evenwel niet behandeld in onderhavig advies.
- 9Artikel 4, § 1, eerste lid van de wet van 2 augustus 2002.
- 10Zie artikel 7 van de wet van 2 augustus 2002.
- 11Artikel 4, § 1, tweede lid van de wet van 2 augustus 2002.
- 12Artikel 5, eerste lid van de wet van 2 augustus 2002.
- 13Deze bepaling voorziet dat de rechter, op verzoek van de schuldeiser, de contractuele bedingen die afwijken van de wet van 2 augustus 2002 mag herzien indien zij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met inbegrip van de goede handelspraktijken en de aard van het product of de dienst, een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelzen, met dien verstande dat de door de rechter bepaalde billijke voorwaarden aan de schuldeiser niet meer rechten kunnen verlenen dan deze waarover hij krachtens de bepalingen van deze wet zou beschikken.
Bij de beoordeling van het kennelijke onbillijk karakter zal de rechter onder meer nagaan of het contractueel beding een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen ten nadele van de schuldeiser en of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de wettelijke bepalingen.
In het kader van het oordeel van de rechter worden contractuele bedingen of praktijken die een vergoeding van invorderingskosten voor betalingsachterstand uitsluiten, vermoed kennelijk onbillijk te zijn. - 14In artikel 1231 van het oude BW werd gebruik gemaakt van de term “strafbeding”.
- 15Artikel 6 van de wet van 2 augustus 2002.
- 16Artikel 7 van de wet van 2 augustus 2002.
- 17De kredietbeperkingstoeslag is verwant met de verwijlinteresten. Bijgevolg wordt de kredietbeperkingstoeslag uitgesloten uit de berekening van de belastbare grondslag ter vaststelling van de te betalen btw (zie artikel 28, 3° van het btw-wetboek).
- 18In het kader van handelsrelaties.
- 19Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, Artikelgewijze toelichting, Parl. St., Kamer, 2019-2020, nr. 55-1036/001, 6.
- 20De aanbevolen boekhoudkundige verwerking van interesten m.b.t. handelsschulden sluit aldus aan bij de boekhoudkundige verwerking van interesten betreffende belastingschulden en sociale schulden van ondernemingen; zie CBN-advies 146/1 – Belastingschulden - Sociale schulden: verwijlinteresten.
- 21De Commissie beveelt aan om gedetailleerde rekeningen te openen in functie van de aard en termijn van de schulden waaraan deze kosten verbonden zijn. Zo kunnen de interesten met betrekking tot handelsschulden onderscheiden worden van interesten met betrekking tot financiële schulden; zie CH. DUMONT en V. GHIJSELINCK, Principes de comptabilisation, Luik, Kluwer, 2020, 679.
- 22‘Niet-recurrente kosten’ zijn kosten die niet behoren tot de normale bedrijfsuitvoering van de onderneming.
- 23Voor zover deze interesten en andere bedragen materieel zijn, is de Commissie van mening dat het gebruik van één van beide rekeningen in de toelichting moet worden verantwoord.
- 24Artikel 6, 1., c), i) van Richtlijn 2013/34/EU breng in herinnering dat het voorzichtigheidsbeginsel in het bijzonder tot gevolg heeft dat winsten slechts mogen worden opgenomen voor zover zij op de balansdatum gerealiseerd zijn; zie ook CBN-advies 2012/17 – Erkenning van opbrengsten en kosten, randnummers 3 en 9.
- 25Dit is het geval wanneer de vordering in hoofdzaak het voorwerp uitmaakt van een waardevermindering overeenkomstig artikel 3:46 KB WVV.
- 26Er wordt eveneens aanbevolen om gedetailleerde rekeningen te openen in functie van de aard van de vlottende activa waaraan deze opbrengsten verbonden zijn.
- 27Artikel 3:90, IV.B. KB WVV bepaalt onder meer dat de interesten met betrekking tot handelsschulden in de resultatenrekening moeten worden opgenomen onder rubriek IV.B. Opbrengsten uit vlottende activa.
- 28‘Niet-recurrente opbrengsten’ zijn opbrengsten die niet behoren tot de normale bedrijfsuitoefening van de onderneming. Het komt aan het bestuursorgaan toe in te schatten in welke mate het gebruik van deze rekening gepast is, onder meer in functie van de regelmaat waarmee de interestvordering wordt uitgevoerd.
- 29Zie CBN-advies 174/1 – Beginselen van een regelmatige boekhouding, punt III.C.2.
- 30Zie randnummers 14 en 15.
- 31De aanschaffingswaarde van het goed wordt, naargelang de aard of het gebruik ervan, opgenomen op de balans of in de resultatenrekening.
- 32De kredietbeperkingstoeslag is verwant met de verwijlinteresten. Bijgevolg wordt de kredietbeperkingstoeslag uitgesloten uit de berekening van de belastbare grondslag ter vaststelling van de te betalen btw (zie artikel 28, 3° van het btw-wetboek).
- 33Enkel de boekingen in hoofde van de klant worden hier weergegeven. Deze kunnen mutatis mutandis worden toegepast bij de leverancier.
- 34In de boekhoudkundige doctrine wordt doorgaans aangenomen dat deze rekening moet worden gebruikt voor de boeking van disconto’s op een nog niet opeisbare schuld tussen een schuldeiser en een schuldenaar. Zo staat de schuldeiser een ristorno toe aan de schuldenaar indien die contant of vóór een bepaalde datum betaalt. Dit soort korting mag niet worden verward met disconto’s op handelseffecten. Deze bestaan uit het verlenen van vorderingen op termijn tegen contanten met als tegenprestatie een prijs genaamd ‘disconto’. In dit geval moet het disconto worden geboekt op rekening 653 Discontokosten op vorderingen. Voor meer informatie over het onderscheid tussen de twee betekenissen van de term ‘disconto’, zie E. CAUSIN, Droit comptable des entreprises, Brussel, Larcier, 2002, 732 - 734 en CH. DUMONT en V. GHIJSELINCK, op. cit., 214.
- 35In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat het bedrag excl. btw overeenstemt met 410 EUR. Dit bedrag zal met 10 EUR worden verminderd indien er binnen een termijn van 30 dagen wordt betaald.
- 36Artikel 28, 1° van het btw-wetboek bepaalt uitdrukkelijk dat de sommen die als disconto van de prijs mogen worden afgetrokken niet tot de maatstaf van heffing behoren.
- 37Art. 1153 van het oude BW. Tussen ondernemingen geldt de wet van 2 augustus 2002 betreffende de betalingsachterstand bij handelstransactie, inz. artikel 5 en 6.
- 38Dit is puur contractueel, er is geen wettelijke regeling.
- 39De kredietbeperkingstoeslag is verwant met de verwijlintresten. Hij wordt bijgevolg voor de BTW uitgesloten uit de maatstaf van heffing (art. 28, 3° BTW-Wb).