COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

CBN-advies 2019/07 – Boekhoudkundige verwerking van de uitgifte van een obligatielening

Advies van 3 juli 20191

Inleiding

De Commissie werd gevraagd om advies te geven betreffende de interpretatie van de wettelijke bepalingen verbonden aan de boekhoudkundige verwerking van kosten, premies en verliezen bij de uitgifte van een obligatielening.

Obligatieleningen kunnen worden gedefinieerd als een bijzondere vorm van lening die bestaat uit meerdere verhandelbare effecten (“obligaties” genaamd) die elk eenzelfde schuldvordering vertegenwoordigen tegen eenzelfde nominale waarde2

Een obligatie is het equivalent van een lening toegekend door een investeerder aan een uitgever. In ruil daarvoor verbindt de uitgever zich ertoe om het kapitaal (of de nominale waarde) van de obligatie terug te betalen op een vastgelegde vervaldag alsook om op regelmatige tijdstippen intresten te storten.

Boekhoudkundige verwerking in hoofde van de uitgevende vennootschap

Obligatielening3

Obligatieleningen moeten tegen hun uitgiftewaarde (of uitgifteprijs) worden gewaardeerd (artikel 3:51 KB WVV).

Wanneer evenwel hun actuariële rendement berekend bij de uitgifte, met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op vervaldag, verschilt van hun nominaal rendement, wordt het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetalingswaarde pro rata temporis over de resterende looptijd van de effecten in resultaat genomen als bestanddeel van de rentekost van deze effecten en, naar gelang van het geval, toegevoegd aan of afgetrokken van de uitgifteprijs van de obligatielening.

De inresultaatname van dit verschil geschiedt op geactualiseerde basis, uitgaande van het actuariële rendement bij uitgifte.

De vennootschappen hebben echter de mogelijkheid om:

1°    het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetalingswaarde, op lineaire basis pro rata temporis in resultaat te nemen;

2°    de obligatieleningen voor hun uitgifteprijs in de balans te behouden wanneer de weerslag van de inresultaatname van het actuariële rendement van de lening ten opzichte van de inresultaatname van het louter nominale rendement, te verwaarlozen zou zijn.

Het eerste en het tweede lid zijn van toepassing op obligatieleningen met een rendement dat, volgens de uitgiftevoorwaarden, uitsluitend voortkomt uit het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetalingswaarde.

Kosten bij uitgifte van leningen

De kosten bij uitgifte van leningen betreffen de uitgaven die verricht zijn naar aanleiding van de uitgifte van een obligatielening zoals bankkosten, noteringskosten en kosten voor de openbaarmaking. Ze worden ondergebracht bij rubriek 201 ‘Kosten bij uitgifte van leningen’ onder ‘Oprichtingskosten’ indien ze niet rechtstreeks worden opgenomen in de resultatenrekening.

Onder de oprichtingskosten worden opgenomen “voor zover zij niet op een andere wijze ten laste van de resultatenrekening van het lopende boekjaar worden gebracht, de kosten verbonden met de oprichting, de verdere ontwikkeling of de herstructurering van de vennootschap, in het bijzonder de kosten van oprichting of kapitaalverhoging, de kosten bij uitgifte van leningen, en de herstructureringskosten”4 .

Artikel 3:37 KB WVV verduidelijkt dat “voor de oprichtingskosten [...] passende afschrijvingen [worden] geboekt, per jaarlijkse tranches van ten minste twintig percent van de werkelijk uitgegeven bedragen.  De afschrijving van de kosten bij uitgifte van leningen mag echter gespreid worden over de looptijd van de leningen”.

De vennootschap kan ook beslissen om de kosten niet te activeren5 .

Agio en disagio

De Commissie is van oordeel dat uitgifte- en terugbetalingspremies in hoofde van de vennootschap een kost6  of een opbrengst7  uitmaken.

Voor leningen die zijn aangegaan vóór 31 december 1991 werd deze kost beschouwd als “disagio” en werd het opgenomen bij rekening 201 Kosten bij uitgifte van leningen en disagio.

Het koninklijk besluit van 30 december 19918 schrapte in de titel van rekening 201 de woorden “en disagio”.

Dit betekent dat voor contracten die afgesloten zijn na 31 december 1991, de uitgifte- en terugbetalingspremies niet meer geactiveerd worden op de balans9  en dus niet meer beschouwd worden als Oprichtingskosten, maar geleidelijk aan op de rekening van de lening moeten worden gecrediteerd.

Het behoort het bestuursorgaan toe de uitgiftevoorwaarden voor een obligatielening te bepalen. De leningen kunnen als volgt worden uitgegeven:

  Uitgifte onder pari Uitgifte tegen pari-waarde Uitgifte boven pari
Terugbetaling onder pari   Negatieve terugbetalingspremie Negatieve dubbele premie
Terugbetaling tegen pari-waarde Uitgiftepremie Lening zonder premie Negatieve uitgiftepremie
Terugbetaling boven pari Dubbele premie Terugbetalingspremie  

Lening zonder verschil tussen de uitgifteprijs en terugbetalingswaarde

De vennootschap-emittent kent de inschrijver een vordering toe waarvan de uitgifteprijs en terugbetalingswaarde gelijk zijn aan de nominale waarde; in dit geval gaat het om een lening uitgegeven a pari of uitgifte tegen pari-waarde

Uitgifte onder pari en terugbetaling tegen pari-waarde

Het bedrag (of uitgifteprijs) dat gestort is door de inschrijver is kleiner dan de nominale waarde.

Voorbeeld: uitgifte tegen 97,50 %. Voor een nominale waarde van 10.000.000 EUR, moeten de inschrijvers slechts 9.750.000 EUR betalen. Zo ontstaat er een uitgiftepremie van 2,50 %.

Uitgifte tegen pari-waarde en terugbetaling boven pari 

De terugbetalingswaarde (op de vervaldag) van de a pari uitgegeven obligatie ligt hoger dan de nominale waarde.

Voorbeeld: uitgifte tegen 100 % en terugbetaling tegen 102,50 %. Voor een nominale waarde van 10.000.000 EUR krijgen de inschrijvers 10.250.000 EUR terug op de vervaldag. Zo ontstaat er een terugbetalingspremie van 2,50 %.

Uitgifte onder pari en terugbetaling boven pari

De terugbetalingswaarde van de uitgegeven obligatie ligt hoger dan de nominale waarde, die op haar beurt hoger ligt dan de uitgifteprijs.

Voorbeeld: uitgifte tegen 98,50 % en terugbetaling tegen 101,50 %. Voor een nominale waarde van 10.000.000 EUR, moeten de inschrijvers slechts 9.850.000 EUR vrijmaken en krijgen 10.150.000 EUR terug op de vervaldag. Er ontstaat een dubbele premie van samen 3,00 %.

Voorbeeld

1 april 2019: uitgifte van een niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatielening voor een bedrag van 5.000.000 EUR, onderverdeeld in 5.000 obligaties met elk een nominale waarde van 1.000 EUR.

De uitgifteprijs bedraagt 102 % van de nominale waarde en de obligatielening is in één keer terugbetaalbaar tegen pari-waarde op 1 juli 2025. 

De rentevoet bedraagt 2,875 %: de intresten worden jaarlijks betaald (op 1 april).

De bankkosten bedragen:     

  • 85.000,00 EUR excl. btw (bij uitgifte)
  • 15.000,00 EUR excl. btw (terugbetaling)

De andere uitgiftekosten bedragen 125.000,00 EUR excl. btw.

Het bestuursorgaan van de vennootschap beslist de uitgiftekosten te activeren en op lineaire basis af te schrijven op de volledige looptijd van de lening (6jaar).

Overeenkomstig lid 3, 1° van artikel 3:51 KB WVV neemt de vennootschap het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde op lineaire basis en pro rata temporis in resultaat.

Boekhoudkundige verwerking in 2019

Uitgifte van de obligatielening per 1 april 2019

201 Kosten bij uitgifte van leningen 85.000,00  
4110 BTW op aankopen 17.850,00  
5500 Kredietinstellingen – Rekening-courant 4.997.150,00  
  aan 1711 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen   5.100.000,00
201 Kosten bij uitgifte van leningen 125.000,00  
4110 BTW op aankopen 26.250,00  
  aan 440 Leveranciers   151.250,00

 

Regularisering einde boekjaar 2019

6501 Afschrijving van de kosten bij uitgifte van leningen 26.250,0010  
  aan 201 Kosten bij uitgifte van leningen   26.250,00
6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 107.812,5011  
  aan 492 Toe te rekenen kosten   107.812,50
1711 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen 12.500,0012  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   12.500,00

 

Boekhoudkundige verwerking in 2020

Begin van het boekjaar 2020 (tegenboeking)13

492 Toe te rekenen kosten 107.812,50  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   107.812,50

 

Vervaldag van de rente (1 april 2020)14

6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 143.750,00  
  aan 453 Ingehouden voorheffingen   43.125,00
    480 Vervallen obligaties en coupons   100.625,00

 

Regularisering einde boekjaar 2020

6501 Afschrijving van kosten bij uitgifte van leningen 35.000,00  
  aan 201 Kosten bij uitgifte van leningen   35.000,00
6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 107.812,50  
  aan 492 Toe te rekenen kosten   107.812,50
1711 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen 16.666,6715  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   16.666,67

 

Boekhoudkundige verwerking in 2021

Begin van het boekjaar 2021 (tegenboeking)

492 Toe te rekenen kosten 107.812,50  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   107.812,50

 

Vervaldag van de rente (1 april 2021)

6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 143.750,00  
  aan 453 Ingehouden voorheffingen   43.125,00
    480 Vervallen obligaties en coupons   100.625,00

 

Regularisering einde boekjaar 2021

6501 Afschrijving van kosten bij uitgifte van leningen 35.000,00  
  aan 201 Kosten bij uitgifte van leningen   35.000,00
6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 107.812,50  
  aan 492 Toe te rekenen kosten   107.812,50
1711 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen 16.666,67  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   16.666,67

 

Boekhoudkundige verwerking in 2022

Begin van het boekjaar 2022 (tegenboeking)

492 Toe te rekenen kosten 107.812,50  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   107.812,50

 

Vervaldag van de rente (1 april 2022)

6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 143.750,00  
  aan 453 Ingehouden voorheffingen   43.125,00
    480 Vervallen obligaties en coupons   100.625,00

 

Regularisering einde boekjaar 2022

6501 Afschrijving van kosten bij uitgifte van leningen 35.000,00  
  aan 201 Kosten bij uitgifte van leningen   35.000,00
6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 107.812,50  
  aan 492 Toe te rekenen kosten   107.812,50
1711 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen 16.666,67  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   16.666,67

 

Boekhoudkundige verwerking in 2023

Begin van het boekjaar 2023 (tegenboeking)

492 Toe te rekenen kosten 107.812,50  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   107.812,50

 

Vervaldag van de rente (1 april 2023)

6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 143.750,00  
  aan 453 Ingehouden voorheffingen   43.125,00
    480 Vervallen obligaties en coupons   100.625,00

 

Regularisering einde boekjaar 2023

6501 Afschrijving van kosten bij uitgifte van leningen 35.000,00  
  aan 201 Kosten bij uitgifte van leningen   35.000,00
6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 107.812,50  
  aan 492 Toe te rekenen kosten   107.812,50
1711 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen 16.666,67  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   16.666,67

 

Boekhoudkundige verwerking in 2024

Begin van het boekjaar 2024 (tegenboeking)

492 Toe te rekenen kosten 107.812,50  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   107.812,50

 

Vervaldatum van de rente (1 april 2024)

6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 143.750,00  
  aan 453 Ingehouden voorheffingen   43.125,00
    480 Vervallen obligaties en coupons   100.625,00

 

Regularisering einde boekjaar 2024 (waaronder herclassificatie van de schuld)

6501 Afschrijving van kosten bij uitgifte van leningen 35.000,00  
  aan 201 Kosten bij uitgifte van leningen   35.000,00
6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden 107.812,50  
  aan 492 Toe te rekenen kosten   107.812,50
1711 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen 16.666,67  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   16.666,67
171 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen 5.004.166,67  
  aan 4211 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen   5.004.166,67

 

Boekhoudkundige verwerking in 2025

Begin van het boekjaar 2025 (tegenboeking)

492 Toe te rekenen kosten 107.812,50  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   107.812,50

 

Vervaldag van de lening en terugbetaling van de obligaties (1 april 2025)

4211 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen 4.166,6716  
  aan 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden   4.166,67
6501 Afschrijving van kosten bij uitgifte van leningen 8.750,0017  
  aan 201 Kosten bij uitgifte van leningen   8.750,00
4211 Niet-achtergestelde en niet-converteerbare obligatieleningen 5.000.000,00  
  aan 480 Vervallen obligaties en coupons   5.000.000,00
658 Bank- en afwikkelingskosten 15.000,00  
4110 BTW op aankopen 3.150,00  
480 Vervallen obligaties en coupons 5.000.000,00  
  aan 5500 Kredietinstellingen – Rekening-courant   5.018.150,00
  • 1Onderhavig advies is tot stand gekomen nadat een ontwerpadvies op 18 april 2019 ter publieke consultatie werd gepubliceerd op de website van de CBN. Onderhavig advies is van toepassing op BV’s, coöperatieve vennootschappen en NV’s die obligaties uitgeven voor een bepaalde termijn. Het nieuwe WVV voorziet voor deze vennootschappen in de mogelijkheid om eveneens obligaties eeuwigdurend uit te geven: de CBN zal hierover in de toekomst nog een specifiek advies publiceren.
  • 2J. Antoine, C. Dendauw, R-M Dehan-Maroye, Traité de comptabilisation. Répertoire documenté des imputations, Brussel, Uitgeverij De Boeck, 3e editie, p. 419.
  • 3Herformulering van artikel 3:51 KB WVV. Artikel 3:55 KB WVV bepaalt dat artikel 3:45 en 3:51 van overeenkomstige toepassing zijn op de schulden van overeenstemmende aard en looptijd.
  • 4Artikel 3:89 KB WVV.
    Herstructureringskosten mogen enkel geactiveerd worden onder bepaalde voorwaarden, zie artikel 3:36 KB WVV.
  • 5Artikel 3:36 KB WVV.
  • 6Bij uitgifte onder pari.
  • 7Bij uitgifte boven pari.
  • 8Koninklijk besluit van 30 december 1991 tot wijziging van artikel 12, § 2 van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en van sommige uitvoeringsbesluiten van die wet. (Belgisch Staatsblad van 31 december 1991, 3e editie; erratum Belgisch Staatsblad van 20 maart 1992.)
  • 9Verslag aan de Koning, KB van 30 december 1991 tot wijziging van artikel 12, §2 van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen alsook enkele uitvoeringsbesluiten van die wet, BS, 31 december, 3e editie ; err. BS, 20 maart 1992, p. 5067.
  • 10De tenlasteneming van de uitgiftekosten van leningen is onderworpen aan de voorschriften van artikelen 195/1 en 196 WIB92. De kosten zijn beperkt tot 9/72 [1/6 * 9/12] van 210.000 EUR [125.000 EUR + 85.000 EUR].
  • 11Toerekening van de rentelasten aan het boekjaar. 5.000.000 * 2,875% * [9/12].
  • 12Inresultaatname van de prorata van opbrengsten die betrekking hebben op de uitgiftepremie: [5.100.000 – 5.000.000] / 6 = 16.667,67 EUR. 9/12 van 16.666,67 EUR bedraagt 12.500 EUR.
  • 135.000.000 * 2,875%
  • 14Toepassing van artikel 3:11 KB WVV. Boekhoudkundige verwerking van de pro rata gelopen interest op obligaties (Zie ook CBN-advies 148/4). Jaarlijks terugkerende boekingen tot 2025.
  • 15[5.100.000 – 5.000.000] / 6
  • 16Inresultaatname van de prorata van opbrengsten die betrekking hebben op de uitgiftepremie: 16.666,67 EUR * [3/12] [[5.100.000 – 5.000.000 = 100.000] / 6]
  • 173/72 [1/6 * 3/12] van 210.000 EUR [125.000 EUR + 85.000 EUR]