CBN-advies 137/9 - Actualisering van vorderingen en schulden op korte termijn 

Aan de Commissie werd gevraagd of ondernemingen op grond van de boekhoudwetgeving hun vorderingen en schulden op korte termijn mogen waarderen tegen hun actuele waarde, dus na actualisering. 

Volgens de Commissie staat de boekhoudregeling dit niet toe voor de ondernemingen die zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 8 oktober 1976. 

Zoals vermeld in het Verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 12 september 1983 dat het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 wijzigt, wordt het disconto op renteloze of abnormaal laag rentende vorderingen, onverminderd de andere voorwaarden, beperkt tot vorderingen en schulden die pas na verloop van één jaar moeten worden betaald, te rekenen vanaf het ogenblik waarop ze in het vermogen van de onderneming zijn opgenomen. 

In tegenstelling tot de banksector, waar vorderingen en schulden ongeacht hun looptijd per definitie als rentend worden beschouwd, brengen vorderingen op korte termijn in de industriële en commerciële sector doorgaans slechts rente op wanneer dit wettelijk of contractueel uitdrukkelijk is voorgeschreven. Het koninklijk besluit heeft in die materie alsook voor de schema's en overigens conform de vierde richtlijn, de scheidingslijn getrokken tussen vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar en vorderingen en schulden op meer dan één jaar.