CBN-advies R101/2 - Aandelen als waarborg van de goede uitoefening van een mandaat als bestuurder of commissaris
Overeenkomstig de artikelen 57, eerste lid, en 69, eerste lid, W.Venn. moet iedere bestuurder of commissaris een bepaald aantal aandelen bij voorrecht verbinden tot waarborg van zijn mandaat.
Werd de waarborg niet door de bestuurder of commissaris gesteld maar door een derde, voor hun rekening, dan rijst de vraag of en op welke wijze deze waarborg in de boekhouding en in de jaarrekening van deze derde moet worden vermeld. In casu werden door een vennootschap A een aantal aandelen uit haar deelneming in vennootschap B als waarborg gesteld van de goede uitoefening door leden van haar personeel van het mandaat van bestuurder of commissaris in vennootschap B.
Overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 maart 1978 moeten de verplichting en het verhaalrecht die uit de gestelde waarborg voortvloeien geboekt worden onder de rekeningen 014 Debiteuren wegens zakelijke waarborgen en 015 Crediteuren wegens zakelijke waarborgen. In de rekeningen 022 Crediteuren van derden, houders van zakelijke waarborgen en 023 Zakelijke waarborgen gesteld voor rekening van derden wordt de door de onderneming op de aandelen gestelde waarborg ingeschreven.
In de jaarrekening wordt hiervan melding gemaakt in de toelichting, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976.